DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

de deur; en ongeloofelijk vlug hoorde men den corpulenten dokter de trappen afdalen.

Merker stond in een dandieus sportcostuum voor den rechter-commissaris en keek hem aan met een triomfantelijken blik.

„Een man van het vak," herhaalde hij nadrukkelijk. En toen de verlegen ambtenaar niet antwoordde, zeide hij bemoedigend: „Ik ben tot uw beschikking."

Men confronteerde den planter met het lijk. Hij zette zich op den rand van het bed en sloeg de dekens terug. Aandachtig beschouwde hij Leo's ontblooten hals, die enkele paarse vlekken vertoonde. Dan paste hij aarzelend zijn vingers in de wonden. Hij scheen zichzelf en zijn omgeving te vergeten.

„Zoo moet het zijn gebeurd, het is afgrijselijk," mompelde hij na een lange stilte, terwijl hij zich snel verhief. — „Wat doen wij hier? Ik ben tot uw beschikking," snauwde hij onverwacht zijn begeleiders toe.

Het parket begaf zich met den verdachte naar beneden, Erica en van Baerle volgden het viertal. Buiten wachtte een strenge automobiel, waarin een politie-dienaar gezeten was. Merker drukte den schilder de hand, daarna weifelde hij een oogenblik. Plotseling kuste hij Erica op het voorhoofd en fluisterde: „Wees niet treurig, het is beter zoo!"

Nadat allen waren ingestapt, boog de rechter-commissaris uit het portier en wenkte den kunstenaar.

„U denkt vermoedelijk, dat ik tevreden ben over mijn vangst?" lachte hij listigjes. „Daarom stel ik er prijs op te verklaren, dat deze arrestatie alleen aan uw wonderlijke houding te wijten is. Wordt het een blamage, dan is het uw schuld en niet de onze."

En terwijl de wagen zich in beweging zette, nam hij zijn hoed af voor Erica, die bij de voordeur stond en met haar zakdoek den planter toewuifde.