NAJAARSKERMIS

Klaas, als geboeid, bleef turen naar het jonge paar, dat als vorsten troonde op hun zegewagen.

Was het wonder, dat bij de keuring van het mooist versierde voertuig de boer van de Groene Hoeve den eersten prijs behaalde?

De sjees met de kleurige gladiolen kwam heelemaal niet in aanmerking voor een prijs en steeds stugger werd het norschs gezicht van Klaas, onbarmhartig ranselde hij met de zweep het goedige boerenpaard.

„A-je nou maar goed steek!" beet hij Truitje toe en hij zette het paard aan, toen het hun beurt was om langs den paal met den ring te rijden.

Met den moed der wanhoop stak Truitje.

„Goed zoo!" prees Klaas, toen ze den ring raak stak.

Het muziekcorps speelde een fanfare. Truitje zwom in gelukzaligheid.

Voor haar, voor haar speelden ze die fanfare. „Rillings" als ij smeren liepen langs haar rug.

Maar den tweeden keer miste ze gladjes.

„Stommeling!" schold Klaas.

Een snik was het antwoord. Tot haar ontzetting hoorde ze een lach-salvo uit het publiek opgaan. Maar dit gold niet haar. Het uitbundige geschater, dat haar ooren zoo pijnigde, gold Jan de Hazelip, die links was en die, toen het zijn beurt was om naar den ring te steken en hij, net als alle anderen, links moest rijden om rechts te kunnen steken, links als hij was, met z'n stok net den verkeerden kant, in het luchtruim stak.

Van schrik liet hij de teugels los en hing als een zoutzak in het zadel van 't oude armetierige paardje.

Maar Truitje had dit voorval niet gezien en heete tranen stroomden over haar wangen toen ze het homerisch gelach hoorde, denkend, dat 't haar gold.

En, heelemaal van de kook, miste ze toen alle andere ringen.

,,Je bent een meid van niks!" snauwde Klaas haar toe.