DE NIEUWE MEID

liggen. „Nooit," zei Jack treurig, „nooit zie ik meer je lieven lach over je gezichtje stralen."

Lucie zuchtte. „Jongen, ik ben altijd zoo moe."

„Zullen we vanmiddag eens ergens gaan eten?" stelde haar man goedig voor, „dan hoef je één middag niet te koken."

Nu zonde de lieve lach over Lucie's mooi cameeënkopje.

„Lieveling," vleide ze, „laten we dat dan Zondag doen, dan ben jij vrij en hebben we er meer aan."

Jack stemde toe, maar moest toen even, voordat hij weer naar het kantoor trok, om zich achter zijn grootboeken te verschansen, het vrouwtje knuffelen. Juist toen ze in hun teederste liefdesbetuigingen verdiept waren, werd er hard gebeld. Als op ondeugd betrapte kinderen lieten ze elkaar los. Nogmaals luidde de schel, brutaal hard.

„Die wil binnen zijn," besliste Lucie.

Jack ging met vasten tred naar de straatdeur. Bij de geopende kamerdeur stond Lucie en luisterde.

„Motten ze hier een dienstbooi hebben?" hoorde Lucie een zware stem vragen.

Jack deed plotseling heel beleefd. „O, ja, komt u binnen, mijn vrouw is juist thuis."

Een malle opmerking, maar Jack had de eigenares van het grove keelgeluid wel willen omhelzen en hij zwoer een duren eed, dat hij nooit een zoo melodieus geluid had gehoord als die stem in de geopende straatdeur.

Lucie sprong verheugd van den grond. Maar toen de gedienstige tegenover haar stond, was ze weer het gedistingeerde vrouwtje met den hooghartigen blik.

Ze was van robusten bouw, die Anna Mina Kolensjouwer, haar geheele voorkomen was bizonder mannelijk. Voor de kleine tengere Lucie, het kind-vrouwtje tegenover haar, had ze een taxeer enden blik. Jack maakte gebaren tegen Lucie achter Anna's rug. Zijn vrouw voelde zich vreemd verlegen voor de groote forsche gestalte, die daar in zoo'n eigenaardige houding stond, het was net alsof ze iets kwam controleeren. Lucie moest een tegenzin overwinnen eer ze kon spreken.