DE NIEUWE MEID

haar handen wegtrekken, om Anna van zich af te duwen.

„Anna, toe, wat wil je nu van me, kom, sta nu op, heusch, ik ben bang van je, waarom lig je zoo? Toe, laat mijn handen nu los? Anna, hoor eens, was je bang in de keuken?"

„Ik bang in de keuken, ik ben nog voor den duivel niet bang," riep ze ineens ruw. Zonder Lucie los te laten, hief ze haar hoofd op en keek haar meesteres aan.

„Ik zou die man van je kunnen vermoorden," zei ze gesmoord met ingehouden hartstocht.

Koud tot in haar binnenste, riep Lucie wanhopig angstig: „Anna, om Godswil, laat me los en zeg me wat je wilt, ik zal probeeren alles voor je te doen om je gelukkiger te maken, maar toe, ik smeek je, maak ons geen van drieën ongelukkig! Toe Anna, zeg me wat je wilt?"

„Geef mij dan eiken dag een zoen en jaag me niet van je weg, ik zal alles voor je doen wat je vraagt, maar laat me dan bij je blijven."

Ze zag er zoo onheilspellend uit, er ging iets beklemmends van haar geknielde figuur uit en toch was er zulk een troostelooze wanhoop in die wijde oogen, dat

Lucie een vreemde gewaarwording kreeg. Ze bukte zich en kuste haar dienstbode. Toen trokken twee sterke armen haar op en omklemden haar vast en een paar vurige lippen grepen als het ware de kussen van haar mond.

Dan zette de dienstbode haar voorzichtig in den stoel en vroeg heel zacht, bijna nederig: „Klein mevrouwtje, heb je het nu nog niet begrepen?"

Maar Lucie zat daar, heel stil en bleek, de tranen gleden gestadig neer over haar wangen. Ja, ze had het begrepen. Anna was geen vrouw, Anna was een man. Ze had het onbewust gevoeld, vandaar haar angst om met deze vreemde dienstbode alleen thuis te zijn.

Anna was een man en verliefd op haar. Ze vouwde haar handen en hief ze biddend op.

„Toe, blijf niet, ga heen, ik zal alles voor mijn man verzwijgen, maar ga heen," smeekte ze in angstige wanhoop.

De dienstbode keek haar met een somberen blik aan. ,.Als ik heenga, zal hij sterven," zei hij enkel.