KRONIEK VAN HET TOONEEL

hierbij, dat er onder de wèl gespeelde stukken zulk een groot percentage van critici aan groote dag- of weekbladen is

Zeer sterk heeft zich bij een gezelschap als Het Schouwtooneel doen voelen het verlies van de in een vorig • seizoen gestorven groote kunstenares mevrouw W. van der Horst—van der Lugt Melsert. Bij iedere voorstelling van eenig belang heb ik dit gemis scherp gevoeld. Zij is niet vervangen, zelfs eigenlijk niet eens opgevolgd. Wèl een bewijs, hoe uiterst zeldzaam «eerste vrouwen» van groote gaven in ons land zijn, en ook een waarschuwing, de weinige, die wij nog hebben, dubbel te waardeeren.

Na het onherstelbare verlies van Willem Royaards is er nóg iets, al te weinig opgemerkt, gebeurd in dit seizoen, namelijk de verkoop, een paar maanden geleden, van al de requisieten van het oude Nederlandsch Tooneel. Deze verkoop was het einde van een historische periode in onze tooneelgeschiedenis. Het was een stuk vaderlandsch tooneel, overblijfselen van een afgesloten periode in de geschiedenis, dat daar voor een appel en een ei verkocht werd en waaraan groote namen zijn verbonden, als die van Louis Bouwmeester, Théo Mann-Bouwmeester, Tourniaire. Schulze, mevrouw Sophie Pauwels-van Biene, en zooveel anderen. Het was, of met die requisieten vol herinnering in de Amsterdamsche Pieter Pauwstraat de «Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel« zelf verkocht werd....

Tot overmaat van ramp brandde in 't afgeloopen seizoen — wel een zeer noodlottig tooneelseizoen — het Paleis voor Volksvlijt af, hetgeen beteekende, onder meer, dat nu het »Nieuw Nederlandsch Tooneek zijn speelgelegenheid kwijt is. Ook het nieuwe gezelschap van Van Dalsum, Defresne en Frans, dat zich in 't afgeloopen seizoen in de kiem is gaan vormen — en ziehier wéér een wellicht historisch wordende gebeurtenis — is er zwaar door getroffen. Eén groote schouwburg minder, in ons aan groote schouwburgen tóch al niet rijk land, beteekent het vernietigen van een aantal schoone mogelijkheden voor de toekomst.

Wat deze in 't seizoen 1929—1930 zal brengen? Laten wij het allerbeste hopen. De tooneelspelers voor het allerbeste zijn er in Nederland, en wel onder de slechtst mogelijke omstandigheden, maar deze kern van het beste gehalte is helaas over te veel gezelschappen verspreid, en de man, die ze in een keurtroep van aan de kunst gewijde kameraden bijeenbrengt, moet nog gevonden worden.