DE ZIEKTE VAN JOSEFIENTJE

door

JEANNETTE WINK—NIJHUIS

Josefientje had lang gesukkeld, eigenlijk al van haar geoeboorte af; zwak stumperdje uit een bloedeloos geslacht, was zij in het gezin Allink het éénige, tusschen een reeks binnen 't eerste levensjaar gestorven kinderen, dat in leven was gebleven.

Wonder boven wonder was zij in leven gebleven, en met onvermoeide zorg en toewijding in 't leven gehouden.... al scheelde 't soms maar een haartje of 't schuchtere levensvlammetje was uitgewaaid; meer dan eens had dokter verwacht het kind bij zijn terugkomst dood te vinden.

Haar verpleging had geld gekost, maar dat was geen bezwaar voor den rentenierenden rijken aannemer, die met vrouw, dochter en „personeel" in een overladen villa even buiten 't provinciestadje woonde.

Dokter en medicijnen; andere medicijnen en nog knappere dokters in consult, als alle mogelijke kwalen het teere gestel ondermijnden; versterkende middelen, baden.... 't bleef tobben jaar in, jaar uit — afwisselend goed, vrij goed of heelemaal in den put Dan naar school, dan tijden

VIII

1