DE ZIEKTE VAN JOSEFIENTJE

Bij een volgend bezoek van Mina werd het ziekenhuisthema uitgewerkt; het onderwijzersvrouwtje vertelde wonderen van een Amsterdamsche ziekeninrichting, waar haar schoonzuster werd verpleegd en vooruit vlóóg. En de knapste specialisten, hoor! Fien luisterde aandachtig; ze had er véél zin in.... „hier, met dat uilskuiken van een dokter werd ze nooit beter, hoelang duurde 't nou al?" zeurde ze mee. „Gut, ze was al zooveel ziek geweest, als er nou toch kans was om beter te worden".

Moeder zuchtte, in ouderwetschen angst voor ziekenhuizen, en dan.... zoover weg, 't kind was nog nooit van huis geweest, en dan onder vreemden, ze verpleegde 't kind veel liever zelf Maar Mina had een woord voor elke bedenking: „Mevrouw, als 't ongelukkig eens misliep, zou u 't zich later nooit vergeven, als u er niet alles aan gedaan

hadt" Vader was stroever, minder gauw te overtuigen

van de noodzakelijkheid. „Wat drommel," stribbelde hij tegen, „ze was vroeger ook wel weer beter geworden, zonder die kunsten." Dat zijn aangeboren zuinigheid een beetje in verzet kwam tegen de geweldige onkosten (je kon 't kind toch niet als allerlei schorremorrie op een zaal leggen) zei hij er niet bij. Toen Mina dan ook heel diplomatisch in 't midden bracht: „en iemand als u hoeft het om 't geld toch óók niet te laten," begon hij toe te geven, vooral daar dokter op afdoende maatregelen bleef aandringen. En zoo werd Fien, op een stralenden herfstmorgen, van vader en moeder begeleid, naar Amsterdam gébracht.

't Was een lange, trieste tocht, en de aankomst in 't holle gebouw nog triester en ontmoedigender. En toen Fien te bed was gelegd en uitgeput neerlag op de witte kussens, viel 't afscheid-nemen héél, héél zwaar. Moeder huilde, vader keek strak: 't was of ze haar daar achterlieten om dood te gaan, alléén, onder vreemden. Hun Fien, hun eenige, om daar te moeten blijven in dat kille kamertje, waar 'n statige directrice onaandoenlijk stond te wachten

op hun vertrek in dat troostelooze, vijandig uitziende

huis, waar iedereen haast had Alleen één zuster had

hun bemoedigend toegeknikt en een hartelijk woord ge-