MIA

en sandwiches, maar zwijgt. Als hij liever weggaat? Er schijnt iets te zijn, wat hem bezig houdt. Hij helpt haar in haar bontjas.

„Heb je al afgerekend, Herman?"

„O, nee, goed dat je mij eraan herinnert!"

Als zij op straat staan ademt Mia de koele avondlucht in. met een gevoel van bevrijding en ook Herman lijkt verlicht. Hij begint dadelijk weer geanimeerd te vertellen over een concert van Schmuller. Hij brengt haar naar haar tram.

„Tot vanavond!," roepen ze beiden.

Mia staat voor haar spiegel. Zij wil vanavond erg mooi zijn. Om haar slank lichaam sluit zich een eenvoudige robe van blauwe velours-chiffon. Op haar linker schouder, een groote zilveren bloem met uitwaaierende blaadjes. Zij draagt zilver-brocaten schoentjes en draait zich op haar hakjes in het rond. Het donkere haar valt in dichte golven rond het blozende gezichtje. Haar oogen schitteren. Vanavond wil zij mooi zijn! Waarom? Voor wien? Zij bloost lil den spiegel en durft zichzelf niet goed in de oogen te zien.

Herman nee, nee, zij houdt niet van Herman, zij wil

voorloopig van geen man meer houden, maar haar hart, dat bonst en wat doet zij tegen dat onstuimige hart? Het klopt klopt klopt en haar oogen stralen.

„Zoo Joosje, hoe is het ermee?"

„Mia, wat zie je er gelukkig uit, heb je een lotje uit de loterij gehad of ben je verliefd?"

Mia is de eerste, er is nog niemand!

„Verliefd, stel je voor, nee, hoor!"

„Vindt je dat zoo'n mal idéé?"

„Ja, nogal, wat wil dat nou zeggen: verliefd?"

„O, weet je dat niet?", vraagt Josine plagend, „maak je niet ongerust, er zijn genoeg mannen, die je het graag willen leeren."

Josine's man komt binnen, een gezellige dikkerd, met blozend gezicht en gelukkige oogen, waarmee hij tevreden de wereld inkijkt.

„Zoo, goeienavond, Mia, hoe gaat het?"