MIA

waar was? Haar gezichtje wordt licht overbloosd, haar oogen krijgen nog warmer glans.

„Mia, ik ben het aankijken niet waard!"

„O nee? Ik vind van wel, Herman!"

„Je kent mij niet, Mia!"

Haar oogen streelen zijn gezicht.

„In Godsnaam, Mia!" Hij draait zijn hoofd af en praat weer tegen Otto. Otto, die smachtende blikken werpt naar den overkant, waar Constance zit in een zwart kanten robe, met verblindend blanke armen en hals, het blonde poppekopje in luisterende houding gebogen naar Herbert Deauville, wiens oogen haar geen oogenblik loslaten.

„Je ziet er vanavond uit, om voor te knielen, Constance!"

„Vindt je? Pas op dat ik je niet aan je woord houd," lacht zij.

„Ik wil het dadelijk doen!"

„Blameer je niet, denk aan je vrouw!"

Zij kijken beiden tegelijk naar de houterige, magere Therèse Deauville met haar uitpuilende oogen en dun haar. Zij zien elkaar in de oogen en lachen met een blik van verstandhouding.

„Schandelijk, hoor!," grinnikt Constance.

„Lach niet zoo, Connie, of ik geef je een zoen, waar iedereen bij is."

„Durf je niet," zegt zij met tartenden blik.

„Connie, pas op of er gebeurt een ongeluk!"

Zij lacht hem hartelijk uit.

„Houdt je fatsoen, jongetje, houdt je fatsoen!" „My darling," fluistert hij zacht.

Er wordt muziek gemaakt. Herman zal beginnen. Josine zet zich aan de piano en laat de tonen onder haar vingers parelen.

„Bravo, bravo, een solo van Mevrouw!," juicht haar man.

„Nee, geen solo, akeligheid, even mijn vingers losmaken, anders niet." Zij lacht hem toe.

Gelukkig zijn die twee, denkt Mia, echt gelukkig! Want hoeveel echt gelukkigen zijn er nog tegenwoordig? Alles uiterlijk, in schijn, maar mijnheer knijpt de kat in 't donker