MIA

„Dag Mia!"

Hij houdt haar hand vast, drukt haar krampachtig, alsof hij zich aan haar vast wil klemmen. Zij heft het hoofd op. Zijn hoofd nadert het hare. Zij wacht ademloos, haar mond half geopend, zij wacht op zijn lippen. Plotseling krimpt hij ineen, alsof hij een slag krijgt, draait zich snel om en verdwijnt zonder een woord in den auto, die zich in beweging zet en wegsuist.

Mia staat nog altijd midden op de straat. Zij ontwaakt als uit een droom door het opengaan van de gangdeur, het gaslicht priemt haar fel in de oogen.

Met werktuigelijke bewegingen kleedt zij zich uit. Tante slaapt al lang. Akelig stil is het heele huis!

Zij kijkt in haar spiegel en het eerste wat zij ziet, is de roodheid van haar lippen, haar mond als een roode streep in haar bleek gezicht. Waarom ziet zij zoo bleek en is haar mond zoo rood? Zij strijkt zich over het voorhoofd.

O ja, zij wachtte, zij wachtte op zijn lippen! Zij kreunt en drukt haar mond in haar zakdoekje. Dus dat is het: zij heeft hem lief, zij heeft hem lief, zoo lief, dat zij verlangt naar zijn lippen! Van Bartholdi wilde zij toch nooit een zoen hebben. Maar van Herman, van Herman wil zij alles hebben, alles! Herman is de eerste man, dien zij zou willen als den vader van haar kinderen! Herman is de man, die haar het geluk moet geven, het leven en de liefde! Zij staat verbaasd over zichzelf. Is zij dat? Zij, die voorloopig niet wilde trouwen?

„Als eerst de ware maar eens komt," heeft Tante Lize gezegd. Ja, Tantetje en „de ware" is gekomen, hij is er, hij is er, juicht het in haar. Maar dan zakt haar stemming weer en zij denkt aan den afgeloopen avond. Hij deed zoo vreemd! Maar hij is eigenlijk altijd eigenaardig geweest, hij is artist, moet zij niet vergeten! Maar toch, hij heeft haar willen kussen, maar dorst niet waarschijnlijk. Een volgend maal zal hij het doen, zeker dan doet hij het en hij zal haar zeggen, hoe hij van haar houdt en dan zij zucht.

Zij slaapt in met een heerlijk gevoel, een gevoel vol ver-