MIA

Daar is Eva, zij ontmoet haar bij Elly aan huis. Eva, die goede ziel! Wat is zij leelijk en ongracieus, maar haar oogen, zij heeft zulke merkwaardige oogen, die telkens van kleur veranderen. Als je daarin kijkt, vergeet je, dat zij leelijk is.

„Zoo, Mia, wat hebben wij jou in lang niet gezien!"

„Ja, hè, hoe is het met jou en de studie, Eef?"

„O, best, pas doctoraal gedaan."

„Nee, och, Eva en daar heb ik niets van geweten."

„Maak je er niet akelig over Mia, het is niets, ik ben het allang weer vergeten, gelukkig."

„En wat doe je nou verder, nu je dokter bent?"

„Ik heb al een klein beetje practijk hier, vooral kinderen, ik ben een concurrent van onzen goeden ouden dokter.

„Wat heerlijk, Eva!"

„Ja, maar ik studeer door, in de psychiatrie, als je tegenwoordig geen specialiste bent,, kan je op een houtje bijten. Dokters te veel!"

„Wat een benijdbaar mensch ben jij!"

„Vind je?" Eva observeert Mia nauwkeurig. De uitdrukking van haar oogen bevalt mij niet, denkt zij. Altijd een nerveus persoontje geweest, maar nu is het erger, veel erger.

Mia ratelt maar door. Twee roode vlekken onder haar oogen worden steeds vuriger. Zij praat, zij praat, zij wil praten! Zij wil niet denken. Als zij zwijgt komen de gedachten weer en wat voor gedachten? Zij ontmoet Eva's oogen. Wat kijkt Eva mij toch aan! Zou zij iets kunnen

merken? Ja, natuurlijk, zij is dokter. Of zou zij ? Je

kunt nooit weten. Van wie kun je eigenlijk nog zeker zijn? Wie kan je nog vertrouwen? Eva kijkt naar haar handen. Waarom doet zij dat nou? Wat is daar nou aan te zien? Wat zal Eva naakt leelijk zijn. Zij heeft heelemaal geen

borsten en verder O, God, daar is het weer, daar gaan

haar gedachten weer in de verkeerde richting. Constance's schuld, die haar al die leelijke dingen gebracht heeft. Constance's schuld! Zij draait knoopen in de slappe vin-