DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

samenzijn een onafwijsbaren plicht, dien zij den overledene verschuldigd waren, omdat de plechtigheid zijner begrafenis zoo norsch en zonder piƫteit verloopen was. Niemand toch van zijn familie was erbij vertegenwoordigd, niet een zijner tallooze vrienden en kennissen. De arme virtuoos, die in zijn gezonde dagen overal bewierookt werd, scheen na zijn dood maar al te spoedig door zijn oppervlakkige bewonderaars vergeten. Daarom wilden zij, die hem werkelijk betreurden, althans deze enkele uren in volkomen overgave zich wijden aan zijn nagedachtenis.

Van Baerle leunde diep achterover in zijn stoel en staarde naar de zoldering. Voor hem was sedert den moord het leven blijven stilstaan. De helle, wisselende beelden van het heden waren plotseling verbleekt, een wolkende weemoed onttrok al het tegenwoordige aan zijn blik. Het was avond geworden in zijn ziel en hij liet zich drijven op den stroom zijner herinneringen. Hij dacht aan Leo en aan Leo's moeder, twee wezens, die hij innig, maar vergeefs had liefgehad.

Na een poos haalde hij uit zijn binnenzak een brief, dien hij zorgvuldig openvouwde en aan Erica overhandigde. Zij bekeek verwonderd den datum en de onderteekening, daarna begon zij aandachtig te lezen. Geroerd wilde zij tenslotte het papier aan den schilder teruggeven. Hij echter wees naar de beide Goedeman's, opdat ook zij van den inhoud zouden kennis nemen. Willem en Anna bogen zich samen over het document en terwijl zij met de oogen de forsche, sierlijke letters volgden, knikten zij herhaaldelijk elkander toe. Het was te merken, dat de geschreven woorden een sympathieken indruk maakten.

De brief was afkomstig van Karei Fransen. Hij logeerde niet langer op Veldzicht, maar was zoo kiesch geweest, om 's avonds na de catastrofe onmiddellijk te vertrekken en Maria mee te nemen. Aan den kunstenaar verklaarde hij, dat het voor alle partijen beter was, indien zijn vrouw het landhuis verliet, en toen van Baerle instemde met zijn besluit, was het echtpaar na een kort afscheid haastig verdwenen. De officier betuigde thans nog eenmaal zijn op-