HET LEVENSRECHT

geworden. Hij was haar niets geweest als opgroeiend leven. En zij hem?

Maar zij kreeg Rudolf, den eenige die iets in haar kon wekken, zij had man en stiefzoon niet meer noodig — als zij ze ooit noodig had gehad. Zij had Rudolf, die.... haar tot mensch maakte?.... neen, wat gaf zij om de menschen? Zij had ze óók niet noodig. Zij werd alleen de moeder van hèm, maar ook niets meer. Zij hadden samen geleefd. Toen stierf haar man, maar zij had hèm toch behouden. Paul ging weg om zijn studie. En hij bezocht in de stad het gymnasium, de stad lag vlakbij, ze had hem nooit een dag hoeven te missen. Hij was enkele keeren ziek geweest in zijn jeugd en dan had zij bitter — verborgen geleden, maar hij was beter geworden, ofschoon ze vroeg reeds wist dat hij niet sterk was. Paul was sterk, hij kon alles, door alle examens kwam hij, maar wat moest Rudolf worden waarbij hij zich niet te zeer behoefde in te spannen? Dat was wel een durende zorg van haar moederleven geweest. Maar voor hij het gymnasium had afgeloopen was zijn groote ziekte gekomen — met een jaar verblijf in het sanatorium daarna. Het meisje was er toen al. — Ook zij liep gymnasium — en in zijn goeden tijd hadden zij elkaar gevonden. Gevonden?.... Zij had het meisje niet met open armen ontvangen en haar nooit veel sympathie getoond; zij kon het niet. Het meisje hield van Rudolf en had immer gedaan of zij het niet merkte. Zoo trotsch kon ze altijd het huis van hem — de groote villa — naderen, en met evenveel trots naar haar ouders woning — het eenvoudige doktershuis — verder gaan. Omdat hij een rijke jongen was, neen, daarom had het meisje zich niet bij Rudolf aangesloten, daarom niet — men moest het als waarheid zeggen. En ook wist ze zich wel te bewegen in een groot huis, in een deftige familie. Maar een partij voor haar zoon had zij het toch niet gevonden, doch Rudolf zelf wilde.... en wat kon men doen? Hij aanbad dat meisje vroeger al, toen ze nog samen studeerden, later.... maar men moest zeggen dat zij hem ook in zijn lichte ongesteldheden, en later in zijn erge ziekte, bij het