DE SCHIJNWERPER

Later heb ik het hem wel eens in stilte verweten. Je kinderen zijn er toch ook. Misschien moet ik meer medelijden met hem hebben, omdat wij kinderen eigenlijk nooit echt iets voor hem konden voelen. Een decor-element was hij voor ons, meer niet! Alleen heel soms zie ik hem nog echt levend voor me, spelend met ons, toen wij nog heel jong waren. Toen mocht hij zich nog met ons bemoeien.

ANTON (geeft Jan een hand). Dat is ellendig, Jan.

JAN. Zorg, dat Ellen later van jou niet kan zeggen: „Vader heeft zich teruggetrokken". Mama heeft voldoende energie om meer dan één mensch ongelukkig te maken.

ANTON. Dank je.

5e Tooneel. ANTON, JAN, META.

META. Dag Jan, hoe kom jij zoo uit de lucht vallen? JAN. Vergadering gehad. META. Je blijft toch eten? JAN. Graag, en slapen als 't kan!

META. Ja zeker — maar dat is waar ook, alleen vannacht?

JAN (ondeugend). Nou, ik kan wel een paar dagen blijven, als je 't zoo vriendelijk animeert. Dan kan ik ook wat beter kennis maken met meneer Paxus.

META (fel). Daar heeft Anton over gesproken. (Jan glimlacht).

ANTON. Jawel, ik ben zoo vrij geweest. (Meta booze blik op Anton).

META (tot Jan). Ja, begrijp me goed — anders heel graag zoo lang je zou willen natuurlijk, maar 't is met de kamer, zie je?

ANTON. Jan kan toch de kleine kamer krijgen?

META. Die gebruikt Marcel om voor zichzelf te repeteeren.

ANTON. Wat zeg je, hij heeft toch de groote logeerkamer?

META. Ja, maar daar is de acoustiek niet zoo goed. Hij repeteert in de kleine kamer, omdat hij daar beter de nuances van zijn stem kan nagaan. En morgen en over-