VILLA MORGENROOD

— Geheimpjes tusschen hem en mij, grapte Stien. — Nou en wie koopt er nog wat? Geld noodig, dames en heeren.

— Wat heb je Stien? vroeg Lou Galiart.

— Kijk, bood ze een briefje aan.

— Een pakje ondergoed? Wat is dat?

— 0, hemdjes en broekjes — weet je toch wel, lachte Greet Verschoor. — Net wat voor jou.

— Leelijkerd, schold Stien. — Geef hier, je liegt. Ze probeerde hem het papiertje te onttrekken, maar hij weerde af.

— Daar zeg je zooiets.... een nieuw nummer: Lou in damestoilet. Stien, dat neem ik.

— Goed is dat, heel goed! Greet klapte in de handen, dat 't door de zaal klonk. — Je maakt zaken, Stien.

— Monster, schold die en dreigde Lou met de vuist. — Ik zal je weer pakken, geloof dat.

— Neem jij die armband van me, Greet, fluisterde Stien. — Meid, ik zit zoo krap.

— Wat moet ik daar mee.... geen behoefte aan.

— Doe het toch Jij kan het zeker, 'k Weet waarachtig

niet, waarvan 'k leven moet.

Greet keek Stien medelijdend aan, voelde zich rijk en benijd. Een welwillend lachje trok om haar volle lippen. — Vooruit dan maar, zei ze, druk gebarend, dat elk toch goed zou opmerken wat er gebeurde.

— Stik, grommelde Stien en wendde zich af. Wat die meid zich verbeeldde! Artiste van niks. Geen liedje kon ze brengen, valsch zong ze.... en dan die malle pasjes.... Bah! En dat verbeeldde zich zooveel, deed zoo genadig. Waarachtig, in de dalles kon ieder komen.

— Hè, Stien, riep Carla Oldenhof haar aan, — zeg, jij was met mij in Haarlem.... bracht ik geen prachtnummertje? Je weet wel: Als de rozen bloeien....

Stien knikte. — In orde, hoor. 't Mocht gezien. Voldaan knikte Carla naar Marjon, aan wie ze even h'r voortreffelijk repertoir duidelijk maakte.

— En weet je, wie daar nu optreedt? 'k Hoor het zooëven. Bart Scheer.

— Wie zeg je?