DE SCHIJNWERPER

door hem een beetje meer aan de aarde te binden. Hij alleen zou in z'n vlucht misschien te hoog voortijlen en hij moet toch per slot van rekening in deze maatschappij leven en hier beneên zijn prachtige arbeid scheppen. Dat wil hij ook juist zoo bitter graag. Bind hem aan de gewone werkelijkheid ook, Ellen, voor zoover noodig. Bind hèm aan de aarde en hef verder jezelf gedeeltelijk op tot hem. Denk er maar eens stilletjes over na. Ma zou het ook heerlijk vinden, dat weet ik al en Marcel weet het ook. En je vader, och, hij houdt zooveel van Ma, dat daarom alleen al — En als 't immers voor je geluk is en als Marcel je noodig heeft, voor

't heil der menschheid (dan even gewoon-menschelijk)

Ik wou zoo graag, dat je gelukkig werd. Ik kan het je nu wel zeggen: ik ben het nooit zoo heel erg geweest. (Ellen, getroffen, geeft haar een zoen). ELLEN (zacht). En mama?

Mevr. CARSTEN (wat aarzelend). Dat denk ik wel. (Ellen kijkt peinzend voor zich). (Mevr. Carsten weer pathetisch). Jou wacht een superieur geluk. Ellen, ik voel, dat

er een roeping voor je ligt, zoo verheven, zoo heerlijk

Marcel zal je diepste zelf in je opwekken. O, als ik in jouw plaats was, zou ik geen seconde.... Maar praat er met je vader nog maar niet over. Hij moet eerst Marcel nog wat beter leeren kennen, nog een beetje wennen aan het vreemde van een Groote Persoonlijkheid als hij. Dag liefje, vanavond is de eerste voorlezing, onder mijn leiding, voor de nieuwe leden van het Werk-Comité en enkele invités, dat wist je, hè? (Ellen knikt ja). Wat zou Marcel heerlijker nog zijn

dialogen en verzen zeggen, als hij wist dat jij hoeveel

meesleepender zou hij dan nog zijn dan vroeger al. Verleden week bijvoorbeeld nog, op mijn kamer. Hij kwam binnen met zijn donkere oogen. Opeens stond hij naast me, als de zon. Hij sprak, over oorlogsmoraal. Het werd me week om 't hart. Alles voor de vuist. Je weet niet, wat je toen gemist hebt.

ELLEN (romantisch). Ik weet het. Woensdagavond sprak hij over de liefde. Ma en ik waren er alleen bij. Het was heerlijk.

Mevr. CARSTEN. Dat geloof ik — in jouw tegenwoor-