DE SCHIJNWERPER

gekeerde bereikt. Ik ben wel een dom gansje, maar zooveel begrip heb ik dan toch nog wel. Zij voelt voor Marcel. En als jij daar tegen in gaat, zal je een resultaat krijgen, dat jij zeker niet wenscht. Hoe meer jij haar er van af tracht te houden, hoe meer ze tot Marcel zal naderen. Laat die verhouding onder haar — en mijn — intuïtie zich ontwikkelen.

ANTON. Je vergeet nog mama's intuïtie.

META. Maak je niet ongerust. En ze zijn nog niet verloofd. Marcel verlangt dat niet eens.

ANTON. Hoe nobel, (woedend) Nou goed, ik zal mijn mond houden. Maar ik verzeker je, dat ik die ontwikkeling zal contröleeren (wil heengaan).

META (half vragend). Zoo zal dan ieder zijn eigen weg moeten gaan, met eigen moeiten en eigen sympathieën.

ANTON. „Moeiten"en sympathieën geef je aan een ander.

META. Ik kan je niet meer geven.

ANTON. En ik bedank voor het afval. Tot ziens (gaat heen).

META (gebiedend). Anton!

ANTON (half zich omwendend). Ik heb ook genoeg van m'n „alledaagsche goedhartigheid".

META (hem naloopend, bang). Je komt toch niet te laat terug?

ANTON. Ik weet nog niet, wanneer ik terug kom (werpt deur dicht).

(Meta verwonderd, ongerust en boos achter).

8e T o o n e e 1. META, ELLEN. ELLEN (valt Meta om de hals). O, Maatje, wat is er toch? Papa loopt zoo boos de deur uit. En hij gaf me zoo vreemd een zoen. Hij had tranen in z'n oogen.

META. Papa is wat overwerkt. En met grootmoeder gaat het immers niet zoo goed. Hij gaat naar haar toe.

ELLEN. Zoo vroeg al? Het is toch niet om Marcel?

(Meta geeft geen antwoord, schudt aarzelend neen. Ellen kijkt haar moeder verdrietig en niet-begrijpend aan). DOEK. (even pauze).

(Wordt vervolgd.)