ENGELSCHE BOEKEN VAN HEDEN

aan de Aisne vestigde hij voorgoed zijn reputatie en bewees een geniaal veldheer te zijn, die overigens ook over zeer veel tact beschikte.

Van zeer veel belang is het Dagboek van Lord d'Abernon, waarvan deel I thans het licht zag; deze gezant behandelt hierin het tijdvak Spa—Rapallo en de overige twee deelen zullen waarschijnlijk nog in dit jaar verschijnen. Ook hij is een van die stille werkers, waarvan naar buiten weinig bekend raakt; hij is echter gedurende zijn verblijf te Berlijn feitelijk de Dictator van Duitschland geweest en er gebeurde in die jaren niets, waarin hij niet gekend werd. In de voorrede brengt hij de Engelsche en de Duitsche mentaliteit ter sprake, gewaagt hij van het wantrouwen dat men in Engeland tegen den verslagen vijand koesterde. Hij wijst op het groote gevaar dat erin lag, dat Duitschland eventueel in de armen van Rusland gedreven werd, niet alleen voor het land zelve, maar voor geheel Europa. En dat gevaar was groot, omdat Frankrijk, indien het niet door Engeland geremd was, met zijn kortzichtig en fanatiek optreden, met zijn «Le Boche payera» Duitschland bijna aan den rand des verderfs bracht.

Volgens d'Abernon was het verdrag van Versailles een domheid, en men is er thans ook van doordrongen dat het met een zekere elasticiteit moet worden geïnterpreteerd. Hij deelt het tijdperk 1920—1926 in twee periodes, n.1. 1920—1923, gedurende welke jaren de toestand bijzonder kritiek was, en de daaropvolgende drie jaren, waarin wij een langzame herleving van handel en industrie zien, waarin de mark gestabiliseerd werd. De eerste periode was rijk aan conferenties; de geallieerden waren het erover eens dat «Le Boche payera», en dat is dan ook het eenige waarover zij het eens waren; over het hoeveel en de manier waarop men die gelden zou incasseeren, en over de verdeeling van dezen buit, rezen de grootste moeilijkheden en oneenigheden.

Rapallo en de laatste conferentie, die in dit boek ter prake komt, n.1. die van Genève, vormen het slot van deze beschouwingen. Rapallo was volgens hem een conflict van drie ij delheden: Lloyd George, Rathenau en Poincaré; Lloyd