DE »CENTE« VAN KAPPIE KOF

had gebracht en die het wederzien hartelijk en vroolijk vierde. Ver boven zijn theewater was hij 's avonds thuisgekomen.

* • •

„Waar blijve de cente?"

Dat zijn wijf dat nou op zoo'n kijverigen toon vragen moest. Cente, altijd maar cente. Zijn wijf vroeg hem om cente, zijn kinderen vroegen om cente en Koos vroeg ook al om cente.

Koos vroeg om cente, flitste het op haar vraag door zijn hoofd. Had Koos nou cente of had hij cente? Hij was te beneveld, wist niet meer wie de cente had. Hij of Koos! Koos of hij! Hij of Koos! Cente.... cente.... cente.... dreunde het door zijn zwaar bonkend hoofd.

Hij werd rood, nog rooder. De aderen op zijn voorhoofd zwollen blauw. Een dranklucht walmde uit zijn keel. -

„Waar blijven m'n cente?" raasde zijn vrouw weer. „Ik mot toch boodschappen doen, en wat voor den Zondag in huis halen!"

Cente.... cente.... bonkte het door zijn hoofd.

Dan kort nijdig: ,,'k Heb geen cente, gofferdomme."

Neen, dat loog ie! Hij had wel cente! Of had ie ze niet? Het hamerde al vaster en vaster in z'n kop: hij had ze niet!

„Heb ie geen cente? Wie heeft ze dan wel? Ik soms?"

„Nee, jij ook niet!"

„Wie heeft ze dan? Heb ie ze weer aan de jenever verpest? Cente mot ik hebben! Cente zal ik hebbe!" „Ik heb niks!"

Daar flitste hem plotseling iets door zijn beneveld brein.

,,'k Heb geen cente gekregen. De ouwe heeft ze ingehouwe. Hij kreeg nog wat van me. En de belasting."

„Dat lieg je! Geef hier je portemonnee. Jij wilt toch zeker morgen ook wat te bikken hebben?"

Met haar mond was zijn vrouw een heldin. Aanraken durfde zij hem niet. Hij deed net of hij niets hoorde. Trok zijn broek uit in de keuken. Liep in zijn baaien onderbroek