DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

ik mij bij jullie gevoegd, in de hoop, dat mijn gezelschap eenige afleiding brengen kon. Intusschen zijn er nu al meer dan drie weken sedert den moord verloopen en onze taak is volbracht. Ik bedoel hiermee niet, dat voor jullie de moeielijkste uren voorbij zijn. Integendeel! Eerst langzamerhand zul je leeren beseffen, wat er je ontnomen werd, en het ergste zal zijn, dat er niemand is, die meeleven kan met je verdriet. Want ontsteld waren wij allen, toen wij van de misdaad hoorden, maar wat een eenig kind voor zijn ouders is, dat was de overledene voor ons niet. En dat is het, wat je vroeger of later merken moet en waarover je, zonder het misschien te weten, je zult ergeren. Ik heb 't gevoel, of wij, de familie Goedeman en ik, hier niet langer op onze plaats zijn. Daarom wilde ik voorstellen, dat wij vandaag of morgen afscheid nemen. Jij en Erica kunt dan nog een poos op Veldzicht blijven, om uit elkanders leed wat kracht te putten voor de toekomst. Je vrouw heb ik omtrent mijn plannen al ingelicht, zij verzet zich niet tegen onzen aftocht."

Bij de laatste woorden drukte de planter Erica's hand en vooral deze handdruk wekte de achterdocht van den kunstenaar. Zij wees op een soort geheime verstandhouding, zij was als een aanmoediging om te berusten en een eenmaal afgelegde belofte niet te verbreken.

Ik kan het bijna niet gelooven! peinsde van Baerle bij

zichzelf. Zou alles tusschen hen al afgesproken zijn?

Dat Merker huichelen kan, het is de laatste maand gebleken. Hij hoopt natuurlijk, dat ik zijn vertrek niet toesta. Opdat zijn bedoelingen niet al te doorzichtig lijken, moet ik persoonlijk het zijn, die hem in Limburg terughoud. Eerst dan

heeft hij volkomen vrijheid om mijn vrouw te belagen

Maar zij? Is zij mede in het complot? En wat wilde hij

toch met de Goedeman's? Werden ook deze beiden overtuigd? Hm! misschien begrijp ik nog niet alles. Laat

hoor en, wat Erica beweert!

En langzaam vestigde de kunstenaar zijn vragende blikken op haar, die hij van medeplichtigheid verdacht.