DE ROMAN VAN EEN SCHILDER

kon het zich thans niet langer verhelen, dat hij door zijn liefde voor Maria den vriend beleedigd had. De gedachte daaraan werd hem spoedig zoo ondragelijk, dat hij zich niet gewonnen wilde geven.

„Kom kerel! Waarom niet?" fluisterde hij smeekend.

Maar toen gebeurde er iets zeer zonderlings en onverwachts. Zonder een woord te uiten, was de planter opgestaan. Hij tilde met beide handen het portret van den stoel en verdween haastig ermee in de huiskamer. Dan keerde hij schoorvoetend terug en zwijgend zette hij zich opnieuw in den kring. De aderen op zijn voorhoofd waren tot koorden gezwollen, nerveus veranderde hij ieder oogenblik zijn houding, soms grinnikte hij onnoozel het gezelschap toe. Overigens verzuimde hij om voor zijn handelwijze een verklaring af te leggen.

(Wordt vervolgd.)