DE SCHIJNWERPER

3e Comité-dame. Het spijt me zoo vreeselijk, maar ik ga de volgende week voor drie maanden naar 't buitenland.

MARCEL. Och, hoe jammer! Uw lieve zoontje dan?

3e Comité-dame. Kunt U die gebruiken?

MARCEL. Uitstekend Mevrouw. Dol gaarne, ik heb veel kinderen noodig in de Blijde-Toekomst-groep.

3e Comité-dame. Nou, dat heel graag. Dan doe ik toch iets en 't zal zoo heerlijk zijn voor m'n lieven jongen.

le Comité-dame (de eenige gast die nog niet weg is, verliefd). Wat zalig toch, meneer Paxus, kunstenaar te zijn. Welke definitie gaf U laatst ook weer, van de kunst?

MARCEL. Kunst: dat is de kunst, de realiteit te idealiseeren — de idealiteit te realiseeren.

le Comité-dame: Ik zal probeeren, het te memoriseeren. Maar dat geheugen van me, dat geheugen. Als ik het vergeten mocht

MARCEL. Komt U gerust weer vragen, Freule.

le Comité-dame (overgelukkig. Dank, dank! (wil heengaan, dan:) U zult wel moe zijn.

MARCEL. De vermoeienis van de enkeling komt er niet op aan, als maar de Waereld wordt verlost van die doodelijk vermoeiende, kneuzende oorlogsvracht.

le Comité-Dame. Hoe nobel van U. U cijfert Uzelf heelemaal weg. Dag, Meneer Paxus, Meneer Marcel — ik mag wel Marcel zeggen?! (Marcel knikt „ja!") dank, o, dank. Ook voor Uw heerlijke voordracht. (Marcel kust haar hand. Zij met een hysterisch gilletje weg).

2e T o o n e e 1. JAN, MARCEL, ELLEN.

(Jan wijst lichtelijk spottend op het duifje, dat Ellen nog draagt. Ellen, wat gegêneerd, doet het af, zonder dat Marcel het ziet. Marcel, Mevr. Carsten en Meta houden het heele bedrijf verder hun attribuut).

ELLEN (pogend hem te bewonderen, tot Marcel). Wat een prachtformuleering voor kunst, Marcel. Wat ben je toch knap.

JAN. Je bedoelt van die idealiteit-realiteit. Ja, dat heeft