DE SCHIJNWERPER

Dumas fils wel aardig gevonden, (tot Ellen) Was je er niet bij, toen Kees dat laatst vertelde?

ELLEN (naïef, tot Marcel). Ik dacht, dat het van jou was.

MARCEL. Maar kindje, dat heb ik toch nooit gezegd. Zoo knap ben ik niet.

JAN. Meneer Paxus is het ook eens met Papa Dumas: „Ce sont les hommes qui inventent et non pas 1'homme". Het geestelijk bezit der „waereld" is ieders particulier eigendom, nietwaar meneer Paxus?

MARCEL, (even overdonderd, dan brutaal). Inderdaad, wat zegt het eigenlijk, de eerste te zijn geweest!? Toen Jezus zijn woord verkondigde: „Laat de kinderkens tot mij komen", was er een eenvoudig handwerksman onder zijn gehoor, die opmerkte: „Dat zei mijn vader vroeger ook altijd."

ELLEN. Marcel had het best zelf kunnen vinden ook. Hij is heusch knapper dan U.

JAN. Veel veelzijdiger ontwikkeld. Je hebt gelijk, Ellen. Ik ga een beetje uitwaaien (steekt sigaar op). Wel te rusten. (Warnex binnen om afscheid te nemen. Ellen hand, buigt even voor Marcel). Ik ga met je mee, Warnex. (Jan en Warnex af).

ELLEN (roept na). U blijft zeker plakken op de Club? JAN. Misschien.

3e T o o n e e 1. MARCEL, ELLEN. ELLEN (verlegen-bedroefd). Marcel.

MARCEL. Wat kijkt mijn meisje nu in eens bedrukt. En dat dadelijk nu we even alleen zijn. In plaats dat je blij bent met mijn succes. Je hebt ook je symbool afgelegd. (Ellen doet het duifje kleurend weer op borst).

ELLEN. Ik ben ook blij — maar ik vond het zoo naar.

MARCEL. Dat met die bloemen? Ellen, wat klein. Hoe kan je je dat nu aantrekken? Ik heb het toch gedaan voor het hooge doel. Je begrijpt dat toch. Ik heb bijvoorbeeld ook die thee niet van jou, maar van je grootmoeder aangenomen. Zij is per slot van rekening de Presidente. (Ellen kijkt hem vragend aan). Zie nu eens, als ik anders had gehandeld, dan zouden ze allemaal met Fransche theerozen komen aan-