KRONIEK VAN HET TOONEEL

En het wachten is op Tooneel-regie, regie van zuiver Tooneel, niet op die van kermis-vermakelijkheden, van den nieuwen regisseur Johan de Meester Jr., die er om moge denken dat hij hier in Nederland's groote steden niet voor een Vlaamsch plattelandspubliek laat spelen.

Een andere noviteit, die Het Vereenigd Tooneel ons bracht, was »Een Straattooneel« van Elmer Rice. Het stuk, of beter niet-stuk, heeft dit met het mooie niet-stuk »Het Park« van Beatrice Mayor« gemeen, dat het, zonder bepaalde, vooropgezette intrigue, zóó maar een «tranche de vie» vertoont, die zich afspeelt, en wel hier in een New-Yorksche straat. Het is het tijdelijke wedervaren van de bewoners van een huurkazerne, van al het lief en leed dat er zich onder afspeelt, culmineerend in een dubbelen moord uit jaloezie. Niets wordt er ons van gespaard, zelfs niet — en dit lijkt mij vrij slechte smaak voor een tooneel-gebeuren —de gillen van een vrouw in barenswee. Men is nu eenmaal niet meer voor een klein geruchtje vervaard op de planken, waar zoo ongeveer alles mogelijk wordt, óók, in de revue van »Het Strooien Hoedje«, de mededeelingen van een knecht in een modemagazijn over zijn «ontlasting».

»Een Straattooneel« is lang niet zoo mooi als »Het Park«, maar wel feller en heviger en het is, evenals »Het Park«, over 't algemeen zeer goed gespeeld, met uitstekend getypeerde bewoners en bewoonsters. Hoe sterk neergezet bijvoorbeeld die Italiaansche violist (Joh. Kaart Jr.) en zijn vrouw (HettyBeck). De meest onwaarschijnlijke figuur er uit is de zoon van een bolsjewistische wijsheid uitkramenden sinjeur, een wel wat al te zachtaardige, weerlooze, dichterlijke, maar slap-dichterlijke jongen, een figuur die zelfs niet door een goed acteur als Frits van Dijk Jr. gered kon worden.

In de afgeloopen maand viel een jubileum, dat van de 25jarige tooneelloopbaan van Anton Verheyen, dat hij, met een gelegenheids-gezelschapje, grootendeels uit dilettanten bestaande, vierde met de opvoering van het stuk »Een Avondpartijtje*, van Patrick Hamilton. Wel een zéér griezelige geschiedenis, van twee gedésoeuvreerde, geblaseerde, niet meer aoor gewone emoties geprikkelde jongelui, die daarom, louter om eens een nog nooit doorleefde nieuwe emotie te hebben, een jongen, veelbelovenden vriend vermoorden (wie denkt hier niet aan de geruchtmakende zaak Loeb in New-York, een paar jaar geleden?). De moord op zichzelf is nog niet genoeg, de sensatie moet nóg verfijnder worden, en daarom bergen zij het lijk in een antieke kist, en laten den door hen geïnviteerden vader van den ver-