VILLA MORGENROOD

artistenvolkje zaten, dat zoo rond en zoo vrij zich bewoog. Als hun kennissen dat eens wisten! Als.... nee, voor geen geld zouden ze dat willen, en zoo gauw ze konden tromden ze op, naar de zin van tante niet gauw genoeg, want die porde Oome al eens aan. De weinige vrienden werden joliger nu die vreemde eenden verdwenen waren, die burgerprotsjes, maar 't joligste van 't feest was Jo, de bruid.

Opgewekt en vroolijk was Jo altijd in voor- en tegenspoed. En er kwamen heel wat dagen, dat het gebrek aan de deur stond. Hoe wist zij dan alles naar 't best te schikken, hoe deed haar opgewektheid hem goed, hoe gaf haar vroolijkheid hem moed en vertrouwen.

— Gerard dronk zijn glas leeg, traag en bedachtzaam.

Zijn vader stierf. Hij wist het eerst een week na de begrafenis. Wout, z'n jongere broer, stond nu in de zaak en hij kreeg ettelijke duizendjes uitgekeerd. Wilde hij schatten, dan werd hij zeker voor de helft bedrogen, maar hij gaf weinig om geld, vooral niet om dit, waaraan zooveel onreinheid kleefde. Had Wout het maar gehouden. Maar nu het er was, werd het besteed, 't Verschafte hun een paar jaren een ruim bestaan, de weelderigste dagen, die ze ooit kenden. Toen 't op was, keken ze elkander aan, wezen naar de overbodige prullen, die hier en daar nog stonden en lachten als kinderen, die hun vernielzucht bevredigden. Stuk na stuk werd op harde dagen van de hand gedaan, maar wat deerde 't hen? Ze hadden mekaar, ze hadden hun twee kinderen? Wat was er meer noodig voor hun geluk?

Gerard zuchtte.

— En hoe was 't nu? Hoe zat hij hier? Kon het zijn, dat die vroolijke, hartelijke Jo, die makker van twintig jaren, zoo veranderd was? Na de geboorte van Bep werd ze nooit meer de oude en toen 't kind zwak en ziekelijk bieek en steeds meer zorgen eischte, versmolt haar luchthartige vroolijkheid. Zij hechtte zich aan het zorgenskindje, wendde zich af van hem en de anderen — Bep voor alles — Bep altijd 't eerst.