WIND OP DE MOLENS.

van 't kasteel. Sjt! mond toe! ze zullen nooit weten wie dat boontje stuurde.

Ze stonden op. De zoon van den koordedraaier, in 't voorbijgaan sloeg een haakvoet om een stoel van een der drinkers. Deze draaide rond, stak den neus op, maar zweeg voorzichtig onder den groenen blik die hem fixeerde. Klokslag twaalf uur zullen ze op tafel staan, peinsde Dries. Ze gaven malkander een hand. Als Dries het hekken open deed hoorde hij hem in de verte zingen. Als hij zijn kling, klang! liet galmen had men gemeend dat de ruiten al in stukken vlogen.

In de keuken, met een hand aan den pansteel stond Anna te kijken naar knetteren van de boter door de blaaskens der koeken. De deeg bruinde zachtjesaan; aan de zoom was 't gauw schoon goud, in 't midden Mondde het langzamer. En hop! met een ruk van den arm vloog de koek omhoog, draaide, en ze ving hem handig op en schudde hem zachtjes in de sissende pan. Reeds stond er een hoop lauw te worden op de neergelaten ovenklep, een eier-gele toren die, bij eiken koek dien ze er bij liet glijden, hooger groeide belikt door kleine rookskens. Andermaal stak Anna den pollepel in den diepen pot waarin, olieachtig en gezwollen door den gist, de deeg langzamerhand mineerde. En dan vloeide het open vettig, effen, licht. Anna had met melk en een dozijn eieren, acht pond bloem dooreen gekneed. Een vol uur, lijk een kind dat slapend asemt, was de deeg gerezen. Een prent van God den Vader, met de hand geheven ter zegening, keek toe van achter zijn dun glas.

De toren verscheen op 't ammelaken dat helder schitterde van 't zilverwerk. Jozien Abeels spreidde op de hoogdagen de tresoren van het huis open. Ze deed op die dagen, als voor een galafeest, een paarsch zijden kleed aan van ouderwetsche snit dat heur een aanzien gaf als van een duif op een dak. Dries at achtereen zes koeken op en hij bloeide open; zijn mond blonk. Bij iederen koek rees ook de vreugde. Hij ploeide hem in twee, poederde er een korreltje zout over, en genoot van den warmen reuk. 't Schuimde hem op den mond, tintelend als gebakken suiker. Alleen