HET HUWELIJK VAN PANCRATIUS PERPENDIEKEL.

Hij mepte mij de woorden letterlijk orn de ooren en verdween dansend, zwevend, aetherisch!

In de verte zag ik hem, zwaaiend met z'n armen, lijn drie achterna hollen.

Verbluft schaterde ik 't uit. De kellner dacht dat ik krankzinnig geworden was. Met misdadige royaliteit ('t liep tegen den laatste van de maand!) betaalde ik twee copieuze diners en ettelijke biertjes.