WIND OP DE MOLENS.

157

hun door de Begijnhof straatjes; ze belde aan deurkes en deed achter de judasvensterkes kappen van goede vrouwen verschijnen, die voorzichtig de deur open deden en hun toestonden hun huizeken te laten bezoeken. Men ging een palmenhouten tuintje door versierd met spiegel-bollen en plaasteren heiligen-beelden als een mystiek hofken. De witgekalkte gang lag daarachter en voor de deuren lagen er matten. Een vuur van vette kolen ronkte in de platgebuisde stoven. Daar waren begijntjes die stijf-gestesselde kappen aan 't strijken waren. Anderen stopten koorhemden van arme kerken, hielden af en toe met werken op om uit den zingenden moor wat water in den koffiezak te gieten. Weer anderen met dikke neuzen snuif den en niesden met groot lawaai in roode zakneusdoeken waarop heilige tafereelen stonden afgebeeld. Zuster Maria zei, dat ze ook zou snuiven eens dat ze begijntje was. Ze had lest van den leurder twaalf zakdoeken gekocht waarop tegen een rooden achtergrond, de paus zoetsappig glimlachte. De meesten waren al op jaren en leeken op bollen deeg gebakken in de olie, of op renetten die een beetje beursch wier den, doorkerfd van diepe rimpels, 't Waren oude jonge dochters van te lande voor wie hun broers 't vereischte geld hadden gestort, of ook al weduwen die daar vromelijk de wereld kwamen vergeten. Soms gebeurde het dat de eene of de andere, na 't een tijdeke geprobeerd te hebben, heur voolen opvouwde en trouwen ging. Niemand vond er iets op af te keuren.

Ze kwamen in de kapel, een nederig en klam heiligdom, bebloemd met vergulde palmen en papieren bloemen, met een kinderlijken eeredienst van veelkleurige Heilige-Hertenvan-Jezus en kleine beeldjes in zij en kant lijk poppen. Oude ingezonken grafzerken beberstten den vloer. Nevens de biechtstoelen stonden er beelden van heiligen en apostels die gemaakte, overtollige gebaren vertoonden. Begijntjes, stijf in de plooien van hun lang wit bidlaken, zaten er te bidden in den reuk van schimmelende wierook die lauwde rond de lampen. Dries wist niet hoe 't kwam dat 't lieke van 't nonneke door zijn hoofd begon te zingen.