DE VEEHSCHE HEKS.

bemanning en een onbekenden vreemdeling, die des namiddags aan boord was gekomen.

Geertruyd ademde zeer diep toen de mare haar bekend werd. In huis overviel haar een bezwijming en in hare koortsdroomen riep ze vele malen om Gabriël. De maagd verpleegde en laafde haar en sprak haar troost toe in haar benauwdheid. Maar Geertruyd kon al haar gezondheid niet meer vinden. Té zwaar was de verschrikking geweest, dan dat ze die, als haar krankte, te boven kon komen.

Ook begon haar zorgenleven. De deerne werd ontslagen. Haar bezittingen waren verdwenen. Zelfs op haar huisje had zij geld genomen voor Gabriëls staat in Brussel. Het deerde haar weinig. In haar woonvertrek zat ze gansche dagen. De Veerenaars bemerkten haar veranderd gedrag. Men wees elkander op 't rag, dat de vensters van haar woning bevuilde en als zij buiten kwam, keken de lieden haar aan en bepraatten, hoe zwart van haar zij was en hoe ingevallen van gelaat Geertruyd was geworden in weinig maanden.

Maar 's avonds... . dan klopte dikwijls een deerne aan de deur van de woning aan de haven. Wie was de eerste geweest? Geen, die 't zeggen kon of wilde, maar de maagden uit de stad wisten 't allen, dat Geertruyd met het zwarte haar verstond te ontdekken, wat spoedig zou gebeuren en dat zij voor geld en goede woorden tot velerlei mededeeling over te halen was.

Geertruyd kende Veere en de Veerenaars en 't viel haar niet moeilijk, dikwijls te voorspellen, wat wel spoedig voor zou vallen. Het bracht haar geld in kas en geld had zij noodig voor den schuldenlast op haar woning en voor de verpleging van haar dochtertje, en geld verdiende zij, meer dan de Veerenaars wel wisten.

Maar nog waren de rampen, die Geertruyd overkwamen, niet ten einde. Op een avond werd aan de deur geklopt. Geertruyd deed open, denkende, een angstige maagd te