KEN BUITENGEWONE VOOR DRACHT-AVOND.

handje helpen in het leven," — sprak de ander, humaan, zijn groote, open handen onder de okseltjes van dit miniatuur-menschje plantend. En met een vaardigen zwaai zwierde hij het j as-flapperend secretaris je het rijtuig in.

Daar zaten we. Ieder van ons keek een anderen kant uit. Maar aangezien er door de rijtuigraampjes slechts dichte duisternis was te zien, werden eenige banale vragen en enkele even-banale antwoorden gewisseld. Dat was de ontspanning en tevens de inleiding tot een gesprek, hetwelk de kleine secretaris als volgt inzette:

„Meneer Hullebröek U mag vanavond gerust wel

iets dramatisch doen, hoor! U hoeft niet te denken, dat de menschen hier alleen willen lachen. Ze willen ook wel eens huilen! Ik zeg het u maar, want u moest soms eens

denken: Nou, ja, het is maar in Rij-ijkela-ande !"

Ik nestelde mij steviger in het hoek jen om mijn antwoord krachtiger te doen uitkomen en sprak:

„Mijnheer Verhoel, ik heb mijn programma zoo samengesteld, dat de menschen vanavond ook eens, als ze willen, zaalig kunnen huilen...."

Toen scheen het alsof het dwergje in tweeën brak door een langen, gillenden lach. Het mannetje stootte met een elleboogpuntje vertrouwelijk tegen den arm van den reusvoorzitter en wees op mij, zijn pinkje op mijn borst gericht: „Bom! Ik vin 'm eenig! Eenig! Zaalig huilen! Is-i niet goed, Bom? Die Hullebröek! Wat zeg je? Is het geen Hullebröek? Is het Hulleman? Dan is het de hul zonder broek! Maar heb ik je niet gezegd, dat-i goed zou zijn? Hij is goed! Succes staat vanavond als een paal boven water. Zóó toen ik 'm zag, dacht ik: dat is een leukerd!"

De „leukerd" kon niet anders doen dan minzaam tegenstribbelen.

„Laten we niet te voorbarig zijn, mijnheer Verhoel. Het publiek is kieskeurig. Moeilijk te voldoen. De één vindt het boekje op den lezenaar hinderlijk, een ander verlangt alles uit het hoofd. Een derde verkiest een wetenschappelijk onderwerp, b.v. „Over Kunstmest...."

„Hihihihi", — lachte het manneke en tot den reus-