HET KABOUTERMEISJE.

kaboutertjes, die hij uit de fabriek betrokken had, ergens in een donker hoekje waren opgeborgen. Voor het „artikel" had hij niet zoo heel veel interesse. Maar het meisje met het zonnige kopje, met de lieve lachende oogen voor het open raam, dat voortdurend kaboutertjes maakte, dat had hem hevig geboeid van het eerste oogenblik af, dat hij haar had opgemerkt. De jonge man meende het werkelijk zeer ernstig met Wiesje, maar Wiesje, het eenvoudige meisje uit Loosduinen, was tusschen kaboutertjes en kinderspeelgoed opgegroeid en de jonge man stond met beide beenen in het moderne leven, waar kaboutertjes niet meer thuis hooren, waar geen tijd beschikbaar is om met kinderen te spelen. Aan dit alles dacht Wiesje nog niet. Een groote geluksdroom groeide langzaam voor haar oogen uit. Onder haar werk, over dag, kon ze er plotseling aan denken, dan bleef alles liggen, zooals het lag, dan zag zij zich getrouwd en ze bedacht met schitterende oogen en gloeiende wangen hoe zij voor haar kindje het. eerste kaboutertje zou maken....

's Avonds drukte ze inniger dan gewoonlijk de hand van den jongen man, die haar tot huis begeleidde.

Toen zij met hem voor de eerste maal naar een dancing was geweest, ondervond Wiesje de eerste smartelijke teleurstelling. Tuschen al die lichtgekleede en half gekleede vrouwtjes, met onbeduidende gezichtjes met veel kleur, maar zonder zielsexpressie, voelde ze zich niet thuis, ze dacht aan haar poppen en kabouters en ze was telkens met haar gedachten afwezig. Hij merkte het eindelijk op. — Waar denk je aan, Wiesje lief? Ze antwoordde hem niet direct. Ze was heel ernstig. Ze beduidde hem dichterbij te komen. Toen vroeg ze hem fluisterend: Zouden hier nu ook vrouwen — met kinderen, ik bedoel eigenlijk „moeders" zijn?

Hij liet een gullen schaterlach hooren. — Hoe kom je daarbij, klein dwaasje? Aan kinderen doen we in dezen tijd niet meer! Als we trouwen dan... . neen, neen, er zijn wel betere dingen in de wereld.

Wiesje was heel bleek geworden. Even later gaf ze voor onwel te zijn. Hij bracht haar naar huis. En eenzaam in