DE DECADENTIE VAN HET FRANSCHE TOONEEL.

de minnaars zijner vrouw, terwijl zijn zoon, onderofficier, de regimentskas ledigt.

Het eerste tooneel van Felix, nog wel van den „maitre" Henry Bernstein, speelt in een rendez-vous. En Le coeur partagé verhaalt van de heftig-teedere gevoelens van een dochter voor haar vader en van de onrust, die deze gevoelens ten gevolge hebben in het huwelijksleven dier heldin.

De held van een ander stuk is een „homosexuel", die zijn tegennatuurlijke neigingen productief maakt. In Sardanapale onderhoudt een acteur liefdesbetrekkingen met een machinist. In Mediterranée flirt een artiste, tegelijk feministe, met een vrouwelijke medepassagier.

La Prisonnière, overigens aantrekkelijk door den vorm, is de tragedie — die, ondanks dien mooien vorm, ongeschreven, zeker onopgevoerd had moeten blijven — van de abnormale vrouw, die geen man, maar alleen een seksegenoote kan liefhebben. Les femmes damnées van Baudelaire op het tooneel !

Die tragedie met de lesbische heldin trok weken lang honderden onervaren en onwetende jonge vrouwen naar den schouwburg Femina, en heeft een succes, dat nog lang niet uitgeput is.

Zoo worden in vele stukken van het hedendaagsche Parijsche tooneel de meest weerzinwekkende ondeugden bestudeerd, met grenzeloos cynisme alle soorten physieke en moreele aberraties vertoond, die nooit de kliniek van dokter of psychiater hadden mogen verlaten.

Het meest schuldig aan al die gedramatiseerde perversie en leelijkheid zijn de jongeren onder de tooneelschrijvers, die de pretentie hebben het tooneel tot nieuw, verhoogd leven te wekken en stoutweg verzekeren, dat zij hooge kunst en ware schoonheid brengen.

Zij worden meestal hooggeroemd door de critiek en de zoogenaamde intellectueele elite, die hun onhandige producten als meesterwerken prijst.