'n krach.
LOEF (door middendeur onbewogen): Meneer Starman
zou op U wachten, meneer ik zal de jongelui maar laten
gaan willen wij straks eens
GREVELAAR (mat): Ja, dat 's goed, Loef, straks. ...
(Als Loef de deur uit is hoort men achter lawaai
stemmen): „Dag Vinkie daar gaan je centen man". „Ik heb al wat anders". „Dat is gauwer gebeurd dan we hadden
gedacht.... Wie koopt er mijn standje" (door elkaar)
„Zoo gaan we allen naar de bliksem toe".... (De gordijnen worden neergelaten, waardoor het voorkantoor half duister
wordt Stem van Loef): „Bedaard blijven jongelui"....
(roesemoeserig heengaan... . dan stilte....)-
LOEF (achter): „Hei hei, waar moet jij heen
O, Hein ben jij 't zal even vragen."
LOEF (door deur): Meneer mag er even getelefoneerd worden? 't is binnen. .. .
GREVELAAR (knikt, werkt schijnbaar door).
LOEF; Kom maar hier, Hein
LOOPER (tegen Grevelaar): Morgen meneer (telefoon op tafel) 1418.... ja.... met 1418.... roep meneer
Philips eens even met Hein. Ja, meneer, met Hein
Struwen & Co. op de flacon, net zoo, ja meneer, meneer
wat zegt U wacht U even (tot Grevelaar) is U
meneer Struwen? (Grevelaar knikt nee) Nee meneer er
is niemand alleen meneer Loef och wilt U misschien even....
LOEF (toestel): Ja met Loef meneer ja
zoo is 't meneer meneer Struwen? die is er niet meneer best meneer dag meneer Je wordt
bedankt, Hein. . .. maar doorgaan.
LOOPER (zacht tegen Loef): Is dat
LOEF: (beduidt hem Grevelaar niet te storen).
LOOPER (praat zacht met Loet, tikt tegen zijn voorhoofd): Gewoonweg stapel....!
LOEF: (duwt looper de gang in).
GREVELAAR (besluitloos aan lessenaar, staart voor
zich In de corridor wordt luid gesproken, ruzietoon
gejoel, dan rumoer, fluiten gerinkel van ruit Ge-