VAN 'S LEVENS POËZIE.

vrouw en dat was de zorg om hun mooi, eigenzinnig dochtertje Loeki.

Loeki paste evenmin bij het bedaagde ouderpaar, dat in degelijken, kalmen welstand de jaren zag voorbij gaan, als de dichterlijke naam Ambrosius paste bij de nuchtere persoonlijkheid van den heer Jansen, die met gepaste waardigheid zijn embonpoint, zijn kalen schedel en zijn conservatieve principes door het leven droeg... .

De heer en mevrouw Jansen verbeeldden zich, dat zij met hun tijd meegaande, moderne begrippen en opvattingen huldigden, Zij meenden dat waarlijk en oprecht, en niemand zou meer verbaasd en onthutst geweest zijn dan zij, wanneer iemand hun had verteld, dat hun opvattingen van de meeste dingen (alles omvattend vanaf de wijze waarop men kippen moet houden tot aan de vraag wat jonge meisjes wel eens mogen weten, toe) zeer bekrompen en ouderwetsch waren.

Natuurlijk was het Loeki, die hen op onzachte wijze uit hun dwaling hielp. Zij bewerkstelligde dit door den heer Piet Brom aan hen voor te stellen. (Of hen aan hém.... daarover waren zij het niet heelemaal eens).

Papa en mama Jansen ontvingen al Loeki's vrienden en vriendinnen — de eerste waren verre in de meerderheid — met dezelfde gastvrije opgewekte hartelijkheid.

„Dan weten we tenminste met wie ze omgaat," had Mama bezorgd gevonden, waarop meneer Jansen beaamde: „Vrouw, je hebt groot gelijk!"

Loeki moedigde geen van haar talrijke aanbidders aan. Zij plaagde hen naar hartelust en behandelde allen met dezelfde jongensachtige kameraadschappelijkheid.

Toen Loeki met gemak haar 5-j. H. B. S.-diploma had gehaald, verkondigde zij haar voornemen typen en stenografie te gaan leeren.

„Maar waarom....? had haar moeder verontrust uitgeroepen. Dat heb je toch heelemaal niet noodig! Kind — je weet niet wat het kantoorleven zeggen wil."

„U ook niet!" dacht Loeki oneerbiedig, maar wijselijk zei ze dat niet hardop.

iv 4