VAN 'S LEVENS POËZIE.

Jij bent de mijne. Jij bent geschapen voor mij! Wij beiden zijn één.... in alle eeuwigheid!"

Hij nam haar in zijn armen en voor de eerste maal kuste hij haar, lang en hartstochtelijk. Loeki worstelde om vrij te komen.

,,Neen... . neen. .. . niet doen... .!

Maar de dichter drukte zijn lippen op haar frisschen mond en kuste haar tot zij weerloos in zijn armen lag.

Hij vatte haar beide handen en zachtjes trok hij haar naar het raam.

„Je bent mooi....! fluisterde hij....! licht van mijn leven. ... je blanke. . . . opeens hield hij op.

„Wat is er?" vroeg Loeki slaperig.

Zijn armen vielen slap langs hem neer — ontzet deed hij een stap achteruit....

Met afschuw keek hij naar het rood gepiukkelde gezichtje waar nu het volle licht opviel en naar de waterige oogen.

„Je bent.... je hebt. ... je hebt de mazelen!"

„Daarom voel ik me zeker zoo ellendig..." dacht Loeki.

Zij heeft niemand willen vertellen, wat de dichter nog meer gezegd heeft. .. .

Toen Bob een half uur later kwam aanloopen vond hij Loeki snikkend op de canapé, rillend van koorts.

Weldra had Bob het heele verhaal er uit.

„Loeki, hield je van dien man?" vroeg hij en er klonk iets van angst in zijn stem.

„Ik.... weet het niet...." klonk het zielig uit de kussens, „o Bobby... . toen hij me zoo.... zoo.... kuste. .. . dacht ik van wel...."

Bob streelde het gloeiende handje.

„Jij gaat dadelijk naar je bed en ik zal de dokter opbellen," sprak hij op een toon, die geen tegenspraak duldde. „En wil ik je eens wat zeggen? Ik hoop" — voegde hij er grimmig bij, dat die vent nog nóóit de mazelen heeft gehad!"