CAM. LEMONNIER.

WIND OP DE MOLENS

Naverteld in het Vlaamsch door ANT. THIRY.

(Vervolg).

— 't Is wel! 't is wel! rochelde Crets, da s gemakkelijk )m te zeggen door iemand lijk gij, vet en volgegeten! Gij lebt uw brooike gebakken gevonden als ge op de wereld iwamt. Gij kunt dubbele beten doorslikken. Wij weten wij ook dat ge de zoon van den vlaskoopman zijt. Ik, 'k ?en niet anders dan vel over de beenen en "k zal moeten werken tot den dag dat men mij tusschen vier planken zal nagelen.

't Was niet van zoo 'nen hoestenden en grommelenden martiko van een Crets, dat Dries raad zou aangenomen hebben. En nochtans stak er in zijn verbetenheid een zin, iie klopte met den rechtveerdigen geest van den smid. De ïene met broeken lappen en de andere met op het aambeeld te hameren, schikten zich eigenlijk met een eendere hert tiaar den waren plicht van het leven. Dries had geen goesting meer om te lachen. Hij trok zijn beenen in, keek een jeetje naar het zand aan zijn voeten en hij sprak zacht: