DE DROOM EN HFOT LEVEN.

daarna te verfoeien — en droomde toch wéér; maar nu was het anders, nu was het als met 'n traan in dien zielsschuilhoek, waar toch dat erge, die eerste desillusie,

verborgen lag; het eerste bedrog van een vrouw en

daardoor had hij zoo bitter begrepen wat mannen kunnen lijden. En als met een schok ook was toen een vreemde

poort ineens voor hem opengegaan: zijn zuster thuis

die tienmaal verloofd ook tienmaal een nieuwen

aanbidder weer den bons had gegeven. Die met iederéén

Hermine.... Nooit had hij haar mogen lijden, als jongen al niet — zij werd nagekeken op straat, de schooljongens, z'n kornuiten toen, fluisterden over haar. Zijn zuster! En z'n moeder, die haar daden steunde, vergoeilijkte. Zijn moeder! Zijn vader mocht nooit iets zeggen. Door zijn eerste bittere, schreinende jongemanneleed was hij zijn huis in de verte gaan zien. Een open poort? — neen, een open poort was zijn huis hem nooit geweest — ook niet toen hij er nog was, dat merkte hij later. — En toen hij ziek lag in deze stad waar hij studeerde, toen zijn moeder en zuster op een dag bij hem kwamen, toen was hij blij dat het meisje, dit meisje, op dat uur niet bij hem was. Met z'n vader was dat anders. Toen diè kwam — alleen — had zij óók wel mogen komen. Zijn vader ging altijd alleen. Aan hem had hij ook wel over het meisje willen spreken. Maar omdat die eerste er al geweest was en hij daarvan niets had gezegd — hoe verheugde hem dat later — had hij ook van haar niet gesproken, hoewel haar portretje toch onder zijn kussen lag. Zijn vader zou wel begrijpen; zijn vader was hem opeens een man gaan lijken die alles begrijpen zou; en toch — hij had niet gesproken — zij zouden misschien op het punt uitgekomen zijn dat die eerste van hem, die hem die grauwe levenswond sloeg, net was als Hermine zijn zuster. Dat was wel nooit uitgesproken

vroeger thuis, en ook niet de keeren dat hij er nu met vacantie kwam, doch het gezicht van zijn vader dat zich soms als met een masker overtrekken kon, was hem nu zoo duidelijk geworden; hij zag als een man nu. Want men kan jaren door de wereld loopen en niets zien