SPEL.

„Je doet immers toch altijd wat ik wil. ..."

Zwijgend kuste hij haar en voelde hoe de straling van haar zacht-overbloosd gezicht, van haar oogen als levende blauwe lichten, gelijk een warmte door zijn leden trok. Hij speelde met haar dunne witte vingers, streelde in een blijde aandacht voor het altijd weer nieuw-bekorende de fijn-glanzende rose nagelschelpjes. En hij schrok bijna van haar stem, plotseling, met haar opklaterend lachje.

„O maar Jules ik wéét 't al! Bespottelijk, dat we

daar niet dadelijk aan gedacht hebben! Jannie natuurlijk!

Die zal dolgraag komen Er is trouwens geen enkele

reden, waarom ze weigeren zou."

Een fronsing vaagde den glimlach van Jules' gezicht; hij richtte zich op.

„Janne Tersteeg ?" — Een weifelende verbazing

rekte zijn woorden en hief zijn wenkbrauwen hoog. M'n hemel Erna, jullie zag elkaar haast nooit meeer, den laatsten tijd! Jijzelf hebt den band met Janne laten verslappen en wou je nu opeens nu je haar noodig

hebt....?"

„Wel, waarom niet?" weervroeg zij achteloos luchtig. „Janne is een geboren helpster, zoo een, die altijd en overal wordt opgetrommeld waar plotseling hulp noodig is. En ze vindt het heerlijk hoor! Zij is er zoo een, die dadelijk klaar staat voor haar medemenschen!"

„Buitengewoon geriefelijk voor die medemenschen!" spotte hij. „Maar nog geen reden om er gebruik van te maken."

Het stuwde een driftig blosje tot onder haar blonde haar.

„Ik zou niet weten waarom niet!" bitste ze. „Die overdreven scrupules van jou! Als het kind daar nou toch zin

in heeft! Wat heeft zoon ongetrouwd meisje ook anders

voor doel in haar leven!...."

Jules was opgestaan en tuurde met verdonkerde oogen tusschen de half-dichte blinden door naar de zon-plekken op den weg. Maar zijn aandacht was alleen bij zijn rappe gedachten. Het stuitte hem, dit koel-weg gebruik maken van een gereede hulpvaardigheid, waar geen warmte-vanvriendschap tegenover stond. Wat had Erna zich ooit aan