SPEL.

Maar den volgenden morgen bleek alles anders geworden.

Het begon al dadelijk bij het opstaan. De hemel had zich gesloten en hing als een laag-gespannen grauwe tent boven het landschap. Grauw-bruin lag het stuk hei, waarover Janne, van uit haar kamertje uitzag; de twee nieuwgebouwde villaatjes, tegen den donkeren boschzoom, stonden vertriestigd en ontkleurd als hing er een waas van regen voor.

En Erna's stemming bleek omgeslagen als het weer. Jules' strak-versloten gezicht met den scherpen rimpel tusschen zijn wenkbrauwen, toen hij, laat en haastig en met slechts weinige afgemeten woorden, zich tegenover haar aan de ontbijttafel zette, had er haar op kunnen voorbereiden, maar dezen eersten morgen verstond zij deze boodschap nog niet.

Het was als een nieuwe grijsheid, die zich over haar uitstortte, de kribbige gemelijkheid van Erna's booze oogen en afgebeten zinnetjes. Niets was er goed: ze had slecht geslapen, Jules had haar tegengesproken, terwijl ze toch zoo zeker wist, dat de dokter had gezegd dat ze.... en Janne had haar ei veel te zacht gekookt en haar boterhammetjes veel te dik gesneden.... en....

Janne liet het over zich heen gaan en wapende zich met lankmoedigheid, geduld en opgewektheid. Haar handen repten zich en zij hield alle verstandige antwoorden die haar op Ernas onredelijkheden invielen, veilig achter het zegel van haar lippen besloten. Er was genoeg te doen en de morgen uren waren gauw voorbij tot aan haar eenzamen koffie-maaltijd. Zij betrapte zich op 'n zucht en haastte zich zichzelf te verzekeren, dat de donkere bui boven toch weer moest óverdrijven, even zeker als de grijsheid buiten.

Maar na twaalven begon het druilig te regenen en Erna's stemming scheen in gelijke mate nog gedaald. Na het middagdutje beproefde Janne, in ongeschokt optimisme, een nieuwen aanval op de vesting van gemelijkheid en boos humeur.

„Zal ik nu gezellig bij je komen zitten.... en allebei wat uitvoeren?"