SPET-.

En Erna lachte ook, zonniger en vrijer dan sinds vele dagen.

„Je bent toch een grappig kind, Jan!" En spontaan, met die bekorende warme stem-buiging, terwijl zij Janne op den rand van haar bed trok: „En een schat ben je ook, een verrukkelijk ziekenverpleegstertje. Die zijn pas ideaal, wanneer ze zooveel geduld hebben als jij, met hun lastige patiënten."

„O nee, dat ben ik niet! Ik verwen je, en dat is vreeselijk dom!" Zij lachte vroolijk met Erna's vroolijkheid, maar er trilde een ontroering in haar, een zoet genegen innigheid, die veel kils en donkers plotseling goedmaakte.

Zij bleven dezen middag in die blij-lichte genegenheid omvangen. Erna lag tevreden-rustig als dien eersten avond van Jannes komst; Janne met wat handwerk, voelde nauwelijks, in dit zacht vervuld-zijn, de behoefte om bezig te zijn. Als een zonnig watertje kabbelde tusschen haar beiden een zoet gesprekje.

Maar terwijl zij dien avond, met haar rug naar het bed gekeerd, Erna's fijne kanten zakdoekjes stond te vouwen, hoorde zij daar opeens achter haar Erna's hoog-heldere stem met dien hellen spotklank, dien zij kende en die haar tot aandacht dwong, vertellen:

„Verbeeld je Jules, Jannie is ook wel 's uit haar humeur, beweert ze! Ze laat 't alleen maar nooit merken. Heb je ooit van zoo'n bewonderenswaardige zelfbeheersching gehoord? Vindt je 't niet griezelig-braaf?"

Even voelde 't of ze onverwacht een stomp kreeg in haar rug. Een bonzen begon in haar borst en zij voelde het gloeien van haar wangen. En doodstil stond ze daar, met gebogen hoofd, neerblikkend op haar machinaal nog bewegende handen, volgestroomd van een machteloos verdriet-gevoel, overstelpend en verwarrend, want het was tweeërlei: pijn en verbazing om Erna's donkeren moedwil, die daar opeens kapot gooide wat goed en lief was, en vernedering, beschaamdheid, als stond ze daar tot spot tekijk gezet in haar intiemste verborgenheden. Zóó wachtte zij op wat Jules zou zeggen; opkijken of spreken durfde ze niet.