EENIGE VLAAMSCHE BEELDHOUWERS

(VEREYCKEN, COLLIN, COLLARD, SCROUVENS) Met Illustraties,

door

POL DE MONT.

Ik vermoed, dat het de meeste bezoekers van onze Zuidnederlandsche „Driejaarlijksche Kunsttentoonstellingen" in de laatste jaren — zoo men wil in de acht jaren na den Oorlog — evengoed als mij is opgevallen, dat de afdeeling „Beeldhouwkunst" in deze salons op verre na niet zoo belangrijk was als de afdeeling „Schilderkunst". Voorzeker leverde het kompartiment, aan de penningsnijders voorbehouden, een nieuwe aantrekkelijkheid op; voorzeker was het aantal der daarin bijeengebrachte proeven aanzienlijk; het is niettemin waar, dat er, onder die vele, al te vele stukken slechts een betrekkelijk gering aantal te vinden waren, die den stempel vertoonen van wezenlijke kunstwerken, en niet al heel spoedig in den toeschouwer de altijd toch eenigszins ontnuchterende gedachte verwekken: „Op bestelling uitgevoerd". Niet uit persoonlijken aandrang, dus ook niet met genoegzame liefde gedaan Nijverheidskunst, zonder meer!

Dit geldt evengoed voor de buitenlandsche, zelfs voor de