BENIGE VLAAMSCHE BEELDHOUWERS.

De vierde Antwerpsche beeldhouwer, over wien ik wat wil zeggen, verblijft al sedert jaren in de hoofdstad. Hij is er niet minder een Sinjoor om, zelfs daarom niet, omdat hij zijn naam „Schroevens" ginds in „Scrouvens" veranderde.

Cesar Scrouvens is een neef van wijlen onzen machtigen Vlaamschen beeldbouwer Jef Lambeaux en, als vele leden van deze familie, een geboren artiest.

Ik geef toe, dat zijn allereerste optreden niet van aard was, om een meester te voorspellen. Zijn eerstelingen waren vrij slaafsche navolgingen van Jef en niet doorwrocht! Maar toen was Cesar piepjong en sedert dien tijd — toen hij o.a. het portret van Jef boetseerde — liep er volle 20 jaar lang water door de Schelde! En Cesar heeft gewerkt, en stoer, en niet alleen gewerkt, maar voor zijn kunst gestreden en geleden, vooral hierdoor, dat hij heeft versmaad, den smaak der burgerij te streelen en tevens gestreefd naar vrije ontplooiing van zijn persoonlijkheid.

Dat de neef van Jef zich niet heelemaal zou afkeeren van de opvatting en de werkwijze van den schepper der prachtige Brabo-fontein te Antwerpen, zal geen mensch verbazen! Noch minder het kwalijk nemen, wanneer hij staat vóór zoo los en breed behandelde naakte lichamen als die van zijn twee „Najaden", bestemd voor een fontein. Die vrouwenfiguren zijn wel bestudeerd en zouden — aangebracht in het door Scrouvens ontworpen geheel „effect" maken.

Meer bevalt mij echter „Het opstandig Genie" of bi-ter het alleen tot nu voltooide fragment ervan: een meer dan levensgroot man, in dreigende, tevens uitdagende houding,

voorstellend den man van hoogere begaafdheid in strijd

met het Noodlot. Krachtig de kop, waarvan wellicht de uitdrukking nog intenser zou kunnen zijn, en vlakaf getroffen het gebaar.

Een leuk ding is de waterspuwende „Faun", heel eigenaardig gevonden. Scrouvens moest zulke koppen als hangbare maskers in den handel brengen.

Degelijk en kloek het borstbeeld in brons van „Dr. G,