HET GYMNASIUM.

617

Mapi en Daisy kenden van Tsang allerlei moppen over de leeraars, die ze Willem vertelden, telkens wanneer er weer een langs het venster ging.

Willem is, aan den avond van dezen eersten schooldag, in zijn nieuwe omgeving al heelemaal thuis. Juist als hij zijn boeken netjes op stapel gelegd heeft, naar gelang van de verschillende vakken, komt Michiel binnen, om nog even een praatje te maken. Het ruikt ineens lekker, als Michiel binnen komt, want Michiel heeft geurige pomade in 't haar.

Michiel is op de Hoogere Burgerschool, daarom heeft hij ook een andere pet. De jongens van de Burgerschool hebben een roode bies om hun pet, onverschillig in welke klasse ze zitten. Maar aan de jongens van het gymnasium kun je dadelijk zien, tot welke klas ze behooren, want in elke klas krijg je er een zilveren biesje bij. Maar in de zesde klas dragen ze geen pet meer, dan hébben ze een dop net als Tsjang. Willem is, ook om de pet, blij, dat hij op het gymnasium is en niet op de Hoogere Burgerschool.

Michiel komt ook van een dorp, zijn vader is burgemeester en zelf zal hij ook burgemeester worden. Hij vraagt, of Willem hem een kwartje kan leenen, want hij heeft een meisje van de dansles beloofd, haar morgen op een plak chocola te trakteeren, en nu heeft hij geen geld. Maar Willem kan hem niet helpen, want hij heeft al zijn geld aan Mapi in bewaring gegeven. Michiel lacht hem hierom uit en vindt het kinderachtig. Dat moet Willem niet weer doen; wat heb je dan aan je zakgeld? Nu zal Michiel het aan Caspar vragen.

Zoodra Michiel de deur uit is, gaat Willem zich uitkleeden. Hij heeft beneden al nacht gezegd; met een genoeglijk gevoel wipt hij, na de lamp te hebben uitgeblazen en het gordijn opengetrokken te hebben, de hooge bedstee in, rolt zich behagelijk in de dekens, en overdenkt, wat voor ervaring hem morgen weer staat te wachten in deze nieuwe, opwekkende wereld.