BALI IN DB KUNST VAN NIEUWENKAMP.

657

met zijn dagelijksche oeroude gebruiken, religieuze feestelijkheden, rijstcultuur, ceremoniën van den volksgodsdienst en doodendienst, met zijn natuurvereering en godenaanbidding, met zijn tempelbouw, beeldhouwkunst en kunstnijverheid voor goed van karakter was veranderd.... en bedorven.

Ik mag niet voorbijzien, dat door het Nederlandsch Bestuur ergerlijke misstanden in de Balische maatschappij — denk aan de weduwenverbranding en het vreeselijke lot van de rechtlooze Balische vrouw, waar Nieuwenkamp's Baliboek bladzijden over biedt, die doen huiveren — een gelukkig einde hebben genomen.

De eenheid en orde van een wettig geregeld bestuur zijn zeker tot zegen geworden van het Balische volk, vooral van den minderen man, den Soedra. Prof. J. C. van Eerde schreef daarover reeds in De Gids, Aug. 1911, bij zijn beoordeeling van de „Zwerftochten op Bali" .... „de weduwe, die zich bij het overlijden van haren echtgenoot ten doode wijdt, de doodstraf bij in ons oog zeer onbelangrijke delicten, het recht, om een gestrand schip te plunderen en de bemanning in slavernij te voeren, dat alles behoort thans tot het verleden en het lijdt geen twijfel, of de thans over het geheele eiland heerschende orde en rust, de veiligheid van personen en goed, zullen voortaan aan ieder de vruchten van eigen arbeid ten goede doen komen, aan ieder den waarborg geven, dat de bestuurder waakt voor de belangen van allen in den lande". Maar met het sterk-levende, in kunst bloeiende Bali is het voor een groot deel gedaan en de symptomen zijn reeds gesignaleerd, dat over eenige tientallen jaren van de krachtige Balische volkskunst weinig meer over zal zijn. Door de insluipende invloeden van de Westersche cultuur aangetast, verzwakt zij steeds meer en meer, hetwelk reeds blijkt, zoowel in haar uitingen van weefkunst als van architectuur en beeldhouwkunst, 't Verwordingsproces is al begonnen en kankert verwoestend voort, niet te stuiten.

Maar het Bali van Nieuwenkamp, zooals hij land, volk

vu 6