666

KRONIEK.

De natuur-filosophie heeft haar volgelingen, maar iets van de schoonheid der natuur doorvoelen, wil nog geenszins zeggen, dat men dichter tot God genaderd is. Deze verwarrende gedachte beheerscht grootendeels dit boek. Onlangs werd in „Den Gulden Winckel" het verslag van een vraaggesprek met J. W. de Boer gepubliceerd. Daarin blijkt onder meer, dat de vrouw van den schrijver zeer religieus is en dat haar „ongeloofelijken invloed" op hem, naar 's schrijver's bekentenis, steeds religieuzer wordt. Nu is religiositeit in dit verband een zeer rekbaar begrip, zelfs zou men in de sfeer eener onvolgroeide natuur-symboliek kunnen spreken van de religiositeit van heidenen. Maar hoe dan ook, vast staat, dat waarachtig beleden godsdienst banaliteit schuwt. En zal ieder .religieus" voelend mensch niet, als zijnde profaan en banaal in ergerlijke mate, verwerpen een passage als deze: „God liep over den dijk naar 't westen, de tinten van Holland trillen aan zijn oogen en de bodem van Holland ademde als een slapende, het blauw van den hemel stond stijf van genot, God liep als een door de weeksche man, die Van z'n Zaterdagsche werk komt. Hij schraepte z'n keel.... hij neuriede...."

Het verhaal van dit boek wordt gelocaliseerd in het Boertanger moeras bij den Dollard en de Eems en in een groote stad. In de tragische tegenstelling van natuur en stad heeft de schrijver vaak prachtige dingen bereikt; wanneer hij de contrasten aanraakt tusschen het eenvoudige leven der menschen op het land en het gecompliceerde leven in de groote steden, dan is hij voor ons weer de groote, geniale auteur, die een boek als „Soleas" heeft kunnen schrijven. Daarom is het dubbel jammer, dat hij heeft gestreeft naar den geest der gelijkenissen. Voor de schoonheid van het verhevene, komen we graag in aanbidding, maar wacht u voor het al te verhevene. „Het Boek God" is op vele bladzijden al te verheven. „Ik maak het me steeds moeilijker, willens en wetens", heeft de auteur in het bovenaangeduide vraaggesprek gezegd. „Het Boek God" heeft bewezen, dat de toepassing van een dergelijk krachttoerensysteem voor werken van kunst niet verstandig is. JOHAN KONING.