712

HET GYMNASIUM.

Foppe is eigenlijk een gemeene vent, al moet je om hem lachen. Want terwijl hij met de jongens moppen tapt over de leeraren, klikt hij bij de leeraren over de jongens. Hij is ook niet eerlijk; hij zoekt de laadjes van de banken 's avonds na en steelt je potlooden en pennen. Die kun je dan den volgenden morgen weer van hem voor een stuiver terugkoopen. Willem weet zeker, dat Foppe steelt, want hij heeft een potlood van hem gekocht, waar zijn eigen gebit in stond, dat hij er den vorigen dag in had gebeten. Guus zegt, dat dit komt, omdat Foppe Roomsch is, want alle Roomschen zijn valsch.

Tusschen schooltijd gaan Willem en Niek Pa opzoeken, die op marktdag in een logement zitting houdt. Ze hebben er niet veel aan, want het is er vol boeren, die door elkaar heen schreeuwen en je stikt er van den rook. Pa heeft niet veel tijd; ze kunnen hem alleen even goeden dag zeggen, maar het is toch een prettige gedachte, dat Pa hier in de stad in een logement zit.

Een nieuw vermaak is het, als ze in de tweede klasse den Spartaan hebben gekregen. De Spartaan geeft Grieksch en er bestaat geen wonderbaarlijker schepsel in de heele wereld dan de Spartaan. De jongens uit de hoogere klassen hebben hun al vooruit van hem verteld; het heet, dat de Spartaan bij wijze van Egyptische mummie reeds tijdens zijn leven verdroogd is en even onverslijtbaar is geworden als een antiquiteit uit het museum.

Er gaat een verhaal, dat de Spartaan nog in den Trojaanschen oorlog heeft meegevochten en dat hij toen ook al den paardeharen hoogen hoed droeg als bestrijder van den helmboswuivenden Hector. In elk geval is hij geen Nederlander uit de negentiende eeuw. Dat de Spartaan eten zou als een gewoon mensch en praten als een gewoon mensch, komt in niemand op. Hij loopt niet, maar „schrijdt", en neemt geen stappen, maar „parasangen". Hij spreekt ook geen gewoon Hollandsch, maar zegt „voorwaar" en „ijlings" en „mitsdien".

Een les bij den Spartaan is een vertooning. Niemand leert ooit een les van hem; je leest je beurt gewoon uit het