BRIEVEN AAN EEN VLIEGENIER

ik dadelijk op de spaarbank gezet. Daar kan eens iets gebeuren, niet waar, en dan ben ik nooit arm.

Wat lief, dat je daaraan nog dacht.

Morgen moet je weer dien fatalen overtocht maken; ik weet dat ik dan geen minuut rust meer heb.

Weet je wel dat vliegblad, met die foto's, daar heb ik een abonnement op genomen. Nu volg ik trouw de berichten en weet zoodoende precies of alles goed is met jou.

Vandaag heeft niemand aan mijn verjaardag gedacht.

Weet je nog wel, die mooie chrysanten, die kwamen altijd van jou, elk jaar, vijf jaar lang.

En nu is alles voorbij; er is niets meer.

Dezen brief meet ik nu eindigen, want de lichten worden zoo meteen gedoofd.

De heiligen behoeden je, mijn lieve man.

Je trouwe

BETTIE.

21 October.

Liefste, gisteren kon ik niet schrijven; ik was er niet toe in staat. Rillend en bevend van angst, heb ik den geheelen dag op de krant gewacht.

Je bent weer veilig over.

Morgen vlieg je terug; vreemd dat ik er niet zal zijn, om voor je warm voetbad te zorgen en je druppels klaar te maken.

Lieve, roekelooze, vergeet je die kleine noodzakelijke dingen niet?

Ik las met belangstelling je knap artikel in „De Vliegwereld". Zou die constructie van zoo'n machine heusch mogelijk zijn? O, lieveling, nu gaan ze zoo'n machine maken en dan moet jij er het eerst mee vliegen. Dan heeft zoo'n nieuwe uitvinding nog zooveel gebreken, en de constructeur is ook nog niet volkomen op de hoogte van jouw bedoelingen. En mijn liefste, dan wordt jij gekozen als het slachtoffer van je uitvinding. Ik hoop dat die machine nooit af komt.