OUDE DORPSFIGUREN.

kiezelsteenen, maar ik snapte toen nog niet, waar ze dat voor deed.

Wanneer ik er binnenging, bleef ik altijd op den zak, die als mat voor de deur lag, een poosje mijn voeten vegen, zooals ik dat thuis gewend was en ik had er den tijd voor, want Geertje liet altijd wat op zich wachten.

Als ze dan te voorschijn kwam met haar schoone witte mutsje en 'r frissche koonen, dan merkte je, dat ze nog even haar schort had rechtgetrokken of het mutsje had verzet en maakte ze haar excuus, dat ze je had laten wachten. Ze praatte langzaam en netjes, en overdacht haar woorden wel, maar was nooit kleverig lief zooals de meeste winkeltjesvrouwen dat kunnen.

Op straat kwam ze alleen als ze naar de kerk ging of er vandaan kwam, want bloedverwanten had ze niet om op te zoeken. Haar verdere leven bracht ze in 'r huisje of in den boomgaard door, die langs de sloot te droomen lag en waarin enkel haar kippen met brutaal gekakel de stilte en rust wisten te verstoren.

V.

Over deze sloot, die dus een einde maakte aan den dorpsweg, welfde de oude kerkbrug, welke zooals vanzelf spreekt, naar de kerk leidde. De toren, die een weinig er van af stond, was veel mooier dan de kerk zelve, ten eerste omdat ie twee kerken oud was en ten tweede, omdat ie lollig scheef zakte en maar één wijzer over zijn wijzerplaat liet kruipen.

In mijn verbeelding behoorde die toren meer bij onzen meester en de schoolkinderen, dan bij de kerk, niet alleen omdat ie maar één wijzer had, waarop we zoo gezellig te laat konden komen (want je kon den tijd op dien kleinen wijzer niet op de vijf minuten aflezen) en ook niet enkel om het feit, dat de toren aan den tegenover gestel den kant der kerk zich zachtjes aan scheef en scheever liet zakken, alsof ie zeggen wilde, dat ie met deze kerk niks te maken had en nog altijd in gepeinzen zijn eigen Romaansche kerkje trouw bleef, wat ze hadden afgebroken. Maar dat alles