BOTANICUS PRO FORMA.

zelf te beslissen had. De vrijheid van de pen had hem tot deze fantasie gevoerd — beweerde hij — maar wat er stond, was daarom nog geen onzin, integendeel! Hij zou 't wel weten, wanneer hij in Karel's schoenen stond.

Karei had met aandacht zitten luisteren en was werkelijk opgemonterd.

De juffrouw was intusschen met 'n flesch champagne komen aandragen.

„Dat is 'n onder-onsje, nietwaar juffrouw," lachte „de pers".

Zij bevestigde dit met 'n schuw knikje.

De botanische wetenschap werd door Karei nog even aangeroerd, want wat wist hij daar nu van? Absoluut niets.

Ook hierin wees „de pers" hem den weg. 'n Beetje studie en verder belangstellen in de botanie, en dan was hij al 'n heel eind in de goede richting.

„Kom zoo spoedig mogelijk naar mij; denk alleen aan het vuurtje en laat ik nu heengaan, want ik ben er zoo maar even tusschen uitgewipt.

„De pers" holde weg.

„Wat 'n toekomstmuziek," jubelde Karei, toen hij alleen was. Hij las nog herhaalde malen het door „de pers" geschreven stukje over en 't werd in zijn oog steeds mooier. „Die „pers" was toch 'n reuzenvent en wat was zijn wraak zoet."

Pa Schot en Rosalie gebruikten in het vroege morgenuurtje als naar gewoonte hun kopje koffie in de serre. Pa, in pyama, lag in 'n rieten ligstoel, dien hij nog uit Jan-Oost had meegesjouwd, 'n boek te lezen; Rosalie, gekleed in kimono, zat aan tafel en verdiepte zich in de krant, het blad van Kortzicht. Schot had zich alleen op dit blad geabonneerd uit sympathie voor „de pers" en verder omdat hij er pleizier in had, wel eens van die rake artikeltjes te lezen, waarvan Kortzicht de schrijver was; het andere nieuws, dat geloofde hij wel. Rosalie bestudeerde in den regel de krant beter en las zoo nu en dan, wanneer ze meende, dat 't haar vader wel kon interesseeren, het een