BOTANICUS PRO FORMA.

'n wandeling door de villa; Rosalie was hier óók bij tegenwoordig. Karei stond paf over zooveel moois om zich heen. Wat 'n gebouw, wat 'n prachtige kamers met schitterende meubileering. Hij kon 't zien, dit kwam uit 'n royale beurs. Iedere kamer was in stijl gestoffeerd en gemeubileerd, en vooral trok het particuliere vertrek van Pa Schot, dat geheel Oostersch was ingericht, zijn bijzondere bewondering.

Zoo iets geweldigs had Karei nog nooit gezien — beweerde hij.

„Ho, ho, stop even, mijnheer Stoppel, want u hebt het voornaamste nog niet gezien en dat is wel deze kamer, waar mijn dochter haar halve leven in doorbrengt. Alle mogelijke gras- en plantsoorten worden hier bestudeerd en bewaard," spotte Schot.

Rosalie beheerschte zich en de beide gasten lachten niet, wat 'n tegenvallertje was voor Pa Schot, die al dacht o-zoogeestig te zijn.

Het gezelschap was intusschen de kamer binnengetreden. Karei en ook „de pers" stonden versteld; 'n museum gelijk; maar 't was ook het werk en de studie van zoovele jaren. De voldoening lag op het gezicht van Roosje te lezen en om beurten keek ze dan Karei, dan „de pers" aan, of ze wou vragen: „hoe heb ik dat geleverd?"

Schot maakte het gesprek weer aan den gang.

„Mijn waarde heer Stoppel, wat zegt u als vakman hier nu van?"

Tot groote verrassing van „de pers" had Karei direct 'n antwoord hierop klaar.

„Mejuffrouw Schot," — met 'n diepe buiging gaf hij haar 'n hand, — „mag ik u mijn compliment maken; 't is reusachtig, wat ik hier aanschouw, 't is, 't is.... 'n paradijs, ziedaar ! !"

Dit laatste zei hij zóó theatraal, dat „de pers" moeite had, zich goed te houden.

„En, mijnheer Schot," thans richtte Karei zich tot hem, „ik moet u gelukwenschen met zóó'n talentvolle dochter. Zoover mijne studies in de botanie gaan, heb ik nog nooit